vrijdag 23 december 2011

Technologie voor nerds

Tot slot van dit jaar een filmpje van Uitgeverij Malmberg. Kinderen in de leeftijd van 4 tot 8 jaar worden geconfronteerd met mediadragers uit de jaren '70, '80 en '90.

donderdag 22 december 2011

Social Media-regels

Onlangs werd op Scholieren.com het forum Sociale media en school afgesloten. Het LAKS en Scholieren.com organiseerden dit debat om antwoorden op vragen rond het gebruik van social media op school te krijgen, om meningen uit te wisselen en ideeën te delen. Met behulp van de input van leerlingen gaat het LAKS een richtlijn sociale media op school schrijven. Die zal begin volgend jaar worden aangeboden aan de minister van Onderwijs Marja van Bijsterveldt. Vier hoofdgasten verdedigen op het forum een stelling, dat zijn: Lisette van Vliet (redacteur 1V Jongerenpanel - EenVandaag), Danny Mekic' (jonge ondernemer en ict-jurist),Remco Pijpers (directeur stichting Mijn Kind Online) en Chanine Drijver (voorzitter van het LAKS). 
De stellingen waren: 

  • Openbaar bedreigen van leraren op 't internet moet hard worden afgestraft door school.
  • Mentoren en leraren moeten zich niet mengen in je privéleven op sociale media.
  • De leraar van de toekomst kan alleen nog functioneren als hij sociale media begrijpt
  • De discussie over sociale media op school is te negatief, moderne technieken zullen het onderwijs juist op een hoger niveau brengen

Ook Een Vandaag besteedde aandacht aan social media op school. Ruim een op de vier scholieren heeft via sociale media (Hyves, Twitter en Facebook) contact met hun docenten. In iets meer dan de helft van de gevallen worden er naast schoolzaken ook privézaken besproken. Zes op de tien scholieren vindt dat er regels moeten komen over wat docenten wel en niet op social media tegen hun leerlingen mogen zeggen. Voor de leerlingen zelf hoeven er geen regels te komen over wat ze via sociale media over hun docenten zeggen, vindt de meerderheid (63%). Een op de vier (24%) kent een geval waarbij een docent is uitgescholden via social media; 43 procent van de leerlingen meent dat je dit niet serieus moet nemen. Dat blijkt uit het onderzoek van Scholieren.com en het 1Vandaag Jongerenpanel van televisieprogramma EenVandaag, onder ruim 1600 scholieren. Een reportage over een school die wél al regels heeft opgesteld over social mediagebruik, en docenten die worden geconfronteerd met de tweets van hun leerlingen:

sitestat 

De Volkskrant nam over de maatregelen die scholen in de VS hebben genomen een artikel van de New York Times over.

dinsdag 20 december 2011

VOST2011

VOST staat voor Vision of Students Today. In 2007 publiceerde Michael Wesch  - professor aan de Kansas State University - een gelijknamig filmpje op YouTube. 200 Studenten aan de Kansas State University laten in deze video zien wat voor hen leren betekent, wat hun doelen, hoop en dromen zijn in het leven, hoe hun dagelijks leven eruit ziet, wat voor (technologische) veranderingen zij verwachten in de toekomst en vooral hoe zij de rol van het onderwijs zien. Wesh specialiseerde zich in - wat hij noemt - digitale etnografie en beheert onder meer een site en een kanaal op YouTube. Begin 2011 deed hij op YouTube een oproep aan leerlingen wereldwijd om hun visie te geven op hun gemedialiseerde leven en het onderwijs dat zij volgen. Tik VOST2011 als zoekterm in in YouTube en je ziet de resultaten. Onder andere leerlingen van het A. Roland Holst College in Hilversum maakten naar aanleiding hiervan een filmpje om hun docenten te informeren hoe zij met sociale media omgaan en hoe ze dit in relatie tot het onderwijs zien.


Ook Kennisnet laat leerlingen/studenten spreken. In het project 21 learners – 21 jongeren over 21st century skills werkt stichting Kennisnet in co-creatie samen met 21 jongeren met als doel meer aandacht te vragen voor de zogenaamde ’21st century skills’ als creativiteit, samenwerken en ict-geletterdheid in het onderwijs. Je kunt de jongeren ook allemaal volgen op Blogger, Twitter etcetera. De gegevens en social media van de deelnemers worden op de projectsite gegeven. Een conclusie is dat jongeren vinden dat ze op school niet voldoende worden voorbereid op deze tijd. Zeer leerzaam materiaal voor docenten die met hun onderwijs willen inspelen op de vaardigheden van leerlingen van nu.

dinsdag 13 december 2011

Mediawijsheid Pro

Het valt me steeds meer op, dat er  - onder invloed van wie of wat? – twee kampen zijn ontstaan als we het over het gebruik van digitale technologie en jongeren hebben. De techno-romantici (term is van Terry Freedman) en romantische cultuurcritici of zo je wilt de (wat oudere termen) digital natives (term is van Marc Prensky) en de digital immigrants. Als je iets vindt van de huidige internetgeneratie kan het zo maar zijn dat je – ongewild - in één van deze kampen terecht komt. Het heeft soms zelfs trekjes van een geloof (in jongeren, in nieuwe technologie …) en dus zijn er ook ongelovigen. Ik kies ervoor om met beide benen op de grond te blijven staan en slimme auteurs, uitgevers of marketingstrategen die termen als Generatie Einstein, generatie Z of de Homo Zappiens bedenken niet blind te volgen. Ik zou dus – door dit te zeggen -  zo maar in het kamp van de ongelovigen terecht kunnen komen! Ik zeg hier nu bij voorbaat al dat ik mij echter als zodanig niet herken.

Maar goed, als je een overzicht wilt krijgen van de laatste stand van zaken in deze 'inzichtenoorlog' kun je de uitgave Mediawijsheid. Navigeren in  de mediasamenleving voor gevorderden van Mediawijsheid Pro op Issuu volgen en als je een Facebook-account hebt kun je je op Facebook aanmelden en ook meediscussiëren. De hoofdstukken zijn online te lezen, maar wanneer je inlogt bij Issuu kun je ze ook als PDF downloaden om ze rustig door te nemen. Het boek bestaat onder meer uit de volgende hoofdstukken met aansprekende titels zoals: Help mijn leerlingen twitteren!, School 2.0. , De digital native en  Ze lezen niet meer.
Even over dat laatste: Generatie Einstein leest niet meer. Het is de domste generatie ooit, aldus Mark Bauerlein in The DumbestGeneration. Niet het onderwijs, de mentor, moet zich aanpassen aan de nieuwe technische generatie, maar de oudere generatie moet ophouden bang te zijn voor de 'slimheid' van de jongeren. De docent moet zijn mentorrol weer (of blijven) vervullen. Dat we dit maar weten!
Je krijgt als je de hoofdstukken leest een goed beeld van de (extreme) opvattingen van verschillende auteurs of deskundigen die zich beziggehouden met de internetgeneratie. Vooral de bijdrage van Amber Walraven in De digital native vind ik zeer de moeite waard en is als zodanig zeer herkenbaar voor denk ik alle docenten, maar ook mediathecarissen. Zij legt er juist de nadruk op dat de jongeren van nu niet zo anders zijn dan vorige generaties, maar dat ze wel in een fundamenteel veranderde wereld leven. Uit eigen ervaring vertelt ze over opdrachten die ze aan leerlingen gaf met gebruikmaking van ICT (wiki). De jongeren legden helemaal geen nieuwe verbanden, werkten niet automatisch samen en hadden moeite met de structuur. Ik herken het onmiddellijk als ik naar het beperkte gebruik door onze leerlingen van het domein vszutphen kijk. We doen leerlingen geen plezier door alles radicaal te veranderen, maar het moet, de maatschappij vraagt er om, aldus Walraven. ICT en media moeten een plaats krijgen in het onderwijs van nu. Maar biedt structuur en begeleidt de leerlingen, voeg ik er dan direct aan toe.





Leerlingen vragen soms aan mij of ze Wikipedia mogen gebruiken. Ik laat de leerlingen dan zien dat ook Wikipedia niet onbesproken is en dat Wikipedia 'gelovigen' en 'ongelovigen' kent. Het ligt er maar aan hoe je de kennis van de massa inschat. Bij het tienjarig jubileum van Wikipedia kozen de Volkskrant (Een volcontinu draaiende kennisfabriek: Tien jaar Wikipedia) en Het Parool (Wikipedia al tien jaar onbetrouwbaar) partij, alleen al in hun titel.

Voor de leerlingen is het natuurlijk belangrijk dat je als school keuzes maakt. De ene docent kan een Wikipedia-adept zijn, de ander kan mordicus tegen zijn en slechte ervaringen hebben. Het zal niet verbazen dat dit behoorlijke verwarring bij de leerlingen oproept.

vrijdag 9 december 2011

Historische kaarten in de les

Toeval of niet, ik ben de laatste tijd (zie ook mijn vorige blog) helemaal in de ban van (land)kaarten. En als je ergens mee bezig bent vind je steeds meer. Ik wil hier nu twee sites behandelen die vooral voor geschiedenis en maatschappijleer heel goed te gebruiken zijn in een les of als huiswerk. Conflict History heeft alle conflicten vanaf 4000 v. Chr in Google Maps geïntegreerd. Het leert ons in elk geval dat de geschiedenis aaneenhangt van brandhaarden. Als je een tijdvak aanklikt op de tijdlijn/wereldkaart, krijg je een overzicht van alle oorlogen en conflicten die daar en op dat tijdstipzijn uitgevochten. Bijzonder ontluisterend, de laatste tien jaar waren er meer dan 100 conflicten in de wereld (Ivoorkust, Libië, Afghanistan en Irak zijn maar het topje van de ijsberg), terwijl dat er in pakweg de jaren vijftig maar 40 waren. In de video hieronder legt een Duitse mevrouw precies uit hoe het werkt: 





Zo mogelijk nog mooier is Mappinghistory, dat geschiedenis inzichtelijk maakt aan de hand van kaarten. Dit is een project van de University of Oregon en de Westfälische Wilhelmsuniversität Münster. Het levert je in de klas kaartmateriaal over de geschiedenis van Europa, Latijns-Amerika, Noord-Amerika en Afrika. De geschiedenis van de continenten is verdeeld in hoofdstukken en als je een hoofdstuk aanklikt kom je bij kaarten of grafieken, die je via een tijdbalk kunt veranderen. Onderwerpen zijn onder meer Koude Oorlog, de Amerikaanse Revolutie, industrialisatie en Griekse kolonisatie.

dinsdag 6 december 2011

Animaps

Animaps zijn eigenlijk Google Maps waar je informatie aan toe voegt. Zo kun je onder meer een route van uren, dagen, maanden en jaren weergeven op een kaart. Hieraan kun je vervolgens afbeeldingen, teksten en video op bepaalde plaatsen toevoegen. De afbeeldingen en filmpjes kunnen eigen bestanden zijn, maar ook kun je gebruik maken van Flickr, YouTube etcetera. Als je uiteindelijk je route hebt vastgelegd en beeld en geluid hebt toegevoegd kun je de route opslaan (eerst inloggen), waarna je een unieke url hebt die je kunt delen met anderen. Je zou de ontdekkingsreizen op deze wijze in beeld kunnen brengen, waardoor het voor leerlingen – zeker als je de satellietweergave gebruikt – een goed beeldend effect heeft. Je kunt reisroutes vastleggen, maar ook veldslagen, revoluties en watersnoden weergeven. Je werkt in de laatste gevallen dan niet met een lijn, maar met een vorm die in de loop van de tijd verandert. Ik heb zelf vrij simpel een Animap gemaakt met mijn woongeschiedenis.

Een simpele handleiding is gemaakt door Van Schie, docent informatiekunde in Sneek. Op de site van Animaps zelf is ook een basistutorial te vinden, waarmee je al snel een Animap kunt maken. Maar de tool biedt veel meer. Een vrij uitgebreide animatie van de revolutie in Libië vind je hier.

De tutorial voor gevorderden, waarmee je een dergelijke Animap kunt maken:

dinsdag 29 november 2011

TubeChop

Als Teleblikgebruiker ken je misschien de mogelijkheid om een fragment van een gevonden video te maken dat precies past in jouw les. Je vind de hele video te lang en hebt slechts dat ene stukje nodig. Met de virtuele snijmachine kun je dan aan de slag, waarna je de url van het door jou geselecteerde fragment kunt sturen aan je leerlingen of kunt gebruiken in je les. Dit kan ook met elk willekeurig YouTubefilmpje. Tubechop creëert een nieuwe link waarmee je vervolgens aan de slag kunt. Chop, knip, plak en je bent klaar!




Klassieke literatuur in woord en beeld

CCProse is een initiatief om klassieke literatuur beschikbaar te stellen in woord en beeld. Er wordt gebruik gemaakt van de in een eerder blog al vermelde vrijwilligers van Librivox die de uitgave integraal in het Engels voorlezen. De tekst verschijnt nu echter ook in beeld en je kunt zo op het YouTube kanaal van CCProse meelezen. Zo’n 70 boeken zijn er verschenen waaronder A Christmas Carol van Charles Dickens en Around the World in Eighty Days van Jules Verne, Walden door Thoreau en The Picture of Dorian Grey door Oscar Wilde.





Dossiers in Teleblik

Als je op de Homepagina vanTeleblik midden bovenin Nieuws aanklikt, vind je verwijzingen naar dossiers, video's op onderwerp en Telebliknieuws. Onlangs werd er een overzicht gepubliceerd van Teleblikvideo’s over allerhande onderwerpen die bij aardrijkskunde voor de onderbouw havo/vwo aan bod komen. Je vind hier dan video’s over burgerschap, duurzaamheid, bevolking, globalisering, arm en rijk, grenzen en identiteit, water, weer en klimaat en krachten der aarde. Allemaal netjes gerangschikt onder verbindende kopjes. Eveneens vind je op deze nieuwspagina materiaal voor economie over de financiële crisis, kinderrechten etcetera. De doelgroep VO of PO staat altijd vermeld. Het is een andere manier van zoeken, maar vooral voor docenten kan dit veel opleveren.

donderdag 24 november 2011

Blik op Mediawijsheid

Ik kan hier niet vaak genoeg onder de aandacht brengen hoe belangrijk ik het vind om niet vanuit je emotie een mening over jongeren en de nieuwe media te ventileren, maar je te baseren op onderzoek. Onder de tag studies staan op dit blog heel veel studies die te maken hebben met ICT en onderwijs en mediawijsheid/informatievaardigheden in relatie tot het onderwijs. Doe er je voordeel mee!

In deze week (Week van de Mediawijsheid 2011) is het onderzoek Blik op Mediawijsheid. Risicotaxatie, Opvoedstrategieën en Mediagedrag anno 2011 van onderzoeks- en adviesbureau Dialogic openbaar gemaakt. Het onderzoek is in opdracht van het expertisecentrum Mediawijzer.net uitgevoerd. Via een grootschalige telefonische enquête (onder 251 jongeren en 317 ouders) en zowel een expert- als ouderbijeenkomst is data verzameld om een antwoord te vinden op de vraag: Wat is de mate van mediawijsheid bij Nederlandse jongeren van 10 t/m 14 jaar en hun ouders anno 2011 en welke rol spelen mediagebruik en mediaopvoeding daarbij?

  • Het algemene beeld van het onderzoek is dat het best goed gaat met Nederlandse jongeren en hun mediagedrag anno 2011. Uit de risicotaxatie van ouders blijkt dat bij bijna 65% van de jongeren op dit moment geen enkel risico van mediagebruik actueel is. Onder risico wordt dan verstaan: zien van erotiek, geweld; spam, virussen; verslaving; schending auteursrechten; slaapproblemen etcetera (zie p. 19 van het onderzoek).
  • Bijna een op de vijf ouders beschouwen digitaal pesten, ongewenste intimiteiten en misbruik van privégegevens als de grootste potentiële problemen.
  • Wanneer we inzoomen op het mediagebruik van jongeren in de leeftijdscategorie 10 t/m 14 zien we dat TV en Internet favoriet blijven en het gebruik van radio en geschreven media (tijdschriften, dagbladen) is licht gedaald. 81% is in het bezit van een mobiele telefoon en 25% van alle jongeren heeft intussen een smartphone. Jongeren zitten gemiddeld de helft van hun vrije tijd achter een beeldscherm. De overige 3 uur vullen ze in met sport, spel en het afspreken met vrienden.
  • Verder valt de transitie op die jongeren doormaken als ze richting het voortgezet onderwijs gaan, namelijk een duidelijk intensiever gebruik van de meeste internettoepassingen. Een algehele tendens is ook dat ouders zich gemiddeld restrictiever typeren in PO dan in VO. Zodra jongeren in de VO fase zitten, zien we een algehele afname in intensiteit van mediaopvoeding.
  • Ouders vinden dat de eerste verantwoordelijkheid voor media-opvoeding bij hen ligt en niet bij school. Echter, er is ook een andere categorie van risico’s die meer op het niveau zitten van het bijbrengen van cognitieve vaardigheden, zoals het controleren van bronnen, het op waarde schatten van informatie en dergelijke. Men ziet daarin een grote rol voor de school weggelegd.
  • Het blijkt dat ouders die zelf zeer media-intensief gedrag vertonen ook kinderen voortbrengen die bovenmatig gebruik maken van media en bloot worden gesteld aan de daarmee gepaard gaande risico’s. Risicovol gedrag komt met name voor bij kinderen in het VO met media-intensieve ouders.
  • Er worden drie types ouders onderscheiden: 1) Mediagenieters. Ouders die de media vooral gebruiken voor plezier. Zij praten actief met hun kinderen als ze nog op de basisschool zitten, houden toezicht en beleven media samen. Zodra kinderen naar het voortgezet onderwijs gaan, vervalt het toezicht en samen beleven. 2) Media-actieven. Ouders die media vooral gebruiken voor de informatie. Zij praten actief en beleven media samen. Zodra kinderen naar het voortgezet onderwijs gaan stellen ze vooral regels. 3) Mediagematigden. Deze ouders gebruiken zelf media slechts beperkt en kiezen dan vooral voor de traditionelere media. Op de basisschool houden ze nog toezicht, stellen regels en beleven media samen, maar op het voortgezet onderwijs laten ze de media-opvoeding helemaal los. Waarschijnlijk wordt dit veroorzaakt doordat hun kinderen hen inhalen qua mediakennis en –kunde. Toch blijken deze kinderen minder risicogedrag te hebben dan kinderen uit de andere twee typen gezinnen. 
Dit onderzoek is vooral zo interessant omdat het de ouders bij het onderwerp betrekt. De uitgave is hier te downloaden. Als je nu op een ouderavond verder in wil gaan op types ouder en hun mediaopvoeding kun je een testje doen met de ouders. Ga daarvoor naar de ouderscan.

dinsdag 22 november 2011

Alcohol in Wikiwijs

Alcohol is een onderwerp dat in veel klassen en opdrachten wordt behandeld. In de Mediatheek komen leerlingen dan vaak informatie zoeken in … Google. Dat is jammer. Om in de toekomst betere bronnen te gebruiken het volgende. Teleblik is langzamerhand bij ons een wat bekendere en meer gebruikte bron. In Teleblik kun je beeldmateriaal vinden over alcohol, maar soms is dit materiaal al ‘verpakt’ in een les. Florina Blokland maakte in Wikiwijs een complete les waarin ze ook Teleblik gebruikt. Deze les sluit ook aan bij de schooltv serie Bio Bits. Hier heb je dus alles bij elkaar. Zoek in Wikiwijs op alcohol, geen kosten, verkennings- en onderzoeksmateriaal, alleen digitaal leermateriaal en je hebt negen hits, waarvan de bovenstaande les er één is. Heel handig. Je ziet bij de beschrijving dat de les bedoeld is voor de leeftijdsgroep 12-16 jaar. Als jezelf al actief bent in Wikiwijs volgt hier de handleiding over hoe je Teleblik in Wikiwijs kunt embedden en hoe je dus zelf een les met Teleblikmateriaal kunt toevoegen. Bij elk filmpje in Teleblik staat namelijk een Wikiwijsknop waarmee je dat doet.

Maar voor het voorbereiden van zo’n les over alcohol zou je ook gebruik kunnen maken van de Delicious-site van de Mediatheek. Als je daar rechts de tag drugs aanklikt krijg je drie sites met uitstekende op maat gesneden informatie. Je leest de beschrijving, kiest en je weet zeker dat je betrouwbare informatie hebt.

donderdag 17 november 2011

Mediawijsheid

Volgende week is het de week van de Mediawijsheid. Dit jaar is het thema media-opvoeding; de communicatie over media tussen jonge kinderen, hun ouders en leerkrachten. Een item waar ik regelmatig over blog en waar je hier dus ook veel informatie over kunt vinden. Kinderen lijken redelijk mediawijs, maar ze gebruiken niet altijd alle mogelijkheden en onderschatten hun mediagedrag. Media ervaren en er samen met hun opvoeders over praten maakt kinderen wijzer! Landelijk wordt in de groepen 7 van het primair onderwijs Mediamasters gespeeld. De mogelijkheden en risico’s van media worden hier in een spelvorm behandeld. De Graafschapbibliotheek in Zutphen besteed naast Hyves ook aandacht aan ‘Twitteren voor dummies’.
Als je als docent op school aandacht wil besteden aan Mediawijsheid kun je leerlingen bijvoorbeeld de volgende quiz laten spelen. Misschien is het handig om voordat je begint zelf eens te kijken waar je staat. Voor leerkrachten in het primair onderwijs is hiervoor een online workshop van Kennisnet, die echter ook nuttig is voor docenten in het vo. Nuttig is ook de mediawijsheidmeter. De Meter is het initiatief van de Nationale Opleiding MediaCoach, waar inmiddels meer dan 500 (waaronder ondergetekende) onderwijs- en bibliotheek- en mediatheekprofessionals zijn opgeleid tot Nationaal MediaCoach. De Nationale MediaWijsheidmeter test in 20 vragen je kennis over media(wijsheid).

Mocht je dieper willen gaan en je net als de bibliotheek Zutphen op Hyves willen richten, dan is er het Hyves lespakket Veilig leren Hyven, een initiatief van Hyves, Mijn Kind Online en Sensoa. Het pakket bevat 10 lessen, maar ook veel adressen en beeldmateriaal. Ook voor ouders biedt dit pakket een schat aan informatie, je vindt er filmpjes, een verklarende woordenlijst en krijgt een aardig beeld van de do’s and dont’s van Hyves.

maandag 14 november 2011

Jamstudio

Jamstudio is een online tool om muziek te componeren. Je kunt hier zelf een nummer met allerlei verschillende instrumenten maken en afspelen. Er zijn vier onderdelen: Score, Mixer, Sounds en Chords.


Door accoorden in te vullen bepaal je zelf hoe je song klinkt. Je kunt direct beginnen en afspelen. Een simpele Nederlandstalige lesbrief over Jamstudio van StationtoStation vind je hier. Als je een gratis account aanvraagt bij Jamstudio kun je je zelfgecomponeerde nummers bewaren en delen met anderen. Met een betaald account krijg je je composities als mp3 beschikbaar en kun je deze natuurlijk zelf gaan gebruiken. Bijvoorbeeld onder je zelf gemaakte filmpje. Het voordeel is dat je dan niets met auteursrechten hebt te maken. De Engelstalige handleiding staat op YouTube:


Een voorbeeld van een gebruiker van het programma:

 

vrijdag 11 november 2011

Ideeënboeken Sociale media

Het Ideeënboek Sociale media in het onderwijs werd eerder dit jaar uitgegeven. Tot voor kort was het alleen te verkrijgen met een tweet, waarmee ik jullie – volgens mij - maar beter niet kan vermoeien. Nu is het gewoon online te gebruiken. Het boek bevat een verzameling lesideeën met gebruikmaking van Social Media. Verschillende auteurs gaven gehoor aan een oproep van ErnoMijland op onder meer Twitter en LinkedIn om dergelijke lesideeën te bundelen en beschikbaar te stellen in een boekje. Het resultaat is een verzameling lessen waarbij gebruik wordt gemaakt van een klassenblog, een mindmap, voedselweb of een kennisdatabase. Staar je niet blind op alle tools die worden gebruikt, maar denk eens na over de hier geopperde lesvormen. Heel veel is gewoon ook mogelijk met onze eigen tools in Google-apps.
In oktober van dit jaar heeft een soortgelijk initiatief van Louis Hilgers en Tessa van Zadelhoff om web 2.0 tools op een toegankelijke manier te beschrijven geleidt tot een samenwerking met VanBuurt Boek. Het resultaat is een handzaam naslagwerk met beschrijvingen van tools als Twitter, Foursquare, Flickr, Google Docs, Blogger en Dropbox. Er is een speciale editie voor het onderwijs uitgegeven. Hierin staat bij elke tool een praktische tip voor het toepassen in de les. Denk daarbij aan het maken van een gezamenlijke digitale mindmap, het maken van een digitale poster of een klasseblog. Daarnaast bevat de onderwijseditie inleidende hoofdstukken- de didactiek van sociale media in de dagelijkse lespraktijk over het omgaan met sociale media op school, over beter leren met 2.0 en over lerende netwerken. Een aanrader dus die hier is te bestellen. De onderwerpen vind je hier. Een hoofdstuk over Scoop.it van Willem Karssenberg is hier al openbaar gemaakt.

woensdag 9 november 2011

Google: volg het nieuws

Het is voor ons als Google-apps gebruikers belangrijk om veranderingen die Google initieert te volgen. Ook is het goed om de ontwikkelingen van de door bijna alle leerlingen gebruikte Google-zoekmachine nauwlettend in de gaten te houden. Leerlingen worden overspoeld door informatie. Ze moeten leren om die te selecteren en te verwerken tot zinvolle kennis. Goed zoeken is daarbij van groot belang. Daarin slagen ze echter niet zo goed, dat merken wij dagelijks. In Informatie Professional (IP) 11 van november 2011 las ik dat Google dat nu ook zelf inziet en actie gaat ondernemen. Uit eigen onderzoek van Google blijkt – aldus IP - dat de meeste internetters niet goed kunnen zoeken. Ik kan redelijk zoeken, maar kon het onderzoek nergens vinden. Maar goed dat terzijde. Google is door dit gebrekkige zoekgedrag begonnen met cursussen informatievaardigheden. Het bedrijf geeft (nog vooral in de Verenigde Staten) cursussen aan docenten en informatieprofessionals. Via het web kun je echter ook hier op school je voordeel doen met het aanbod aan online cursussen
Het vreemde van dit nieuws in IP is echter dat het helemaal niet nieuw is. Google richt zich zeker al vanaf 2009 via Google Apps for Education op het onderwijs. Op het officiële Google blog werd toen al gemeld dat Google zich op scholing en het onderwijs wil richten. Je kon al complete lessen vinden op Google Apps for Education en natuurlijk zou Google Google niet zijn als de lessen niet nauw verweven zijn met apps als: agenda, documenten, formulieren etcetera. Hoe al die apps werken wordt je trouwens prima uitgelegd op een Engelstalig blog dat speciaal gericht is op docenten die Google gebruiken.

Enkele cursussen die in bovenstaand bericht uit IP zijn genoemd zijn goed te gebruiken. De cursussen bevatten een breed scala aan onderwerpen zoals de basis van het web, de verschillende zoekmachines van Google en zoekoperatoren. De lessen zijn onder een Creative Commons-licentie openbaar gemaakt. 
Goed zoeken en ook begrijpen hoe de zoekmachine van Google werkt wordt steeds belangrijker, want Google denkt ongewild met je mee! Google bepaalt sinds kort voor de gebruiker of hij of zij verse zoekresultaten krijgt of meer statische. Wie bijvoorbeeld informatie over de Olympische Spelen zoekt, krijgt informatie over de Spelen van 2012 omdat Google ervan uitgaat dat de gebruiker op zoek is naar actuele informatie over het komende sportevenement. “Search results, like warm cookies right out of the oven or cool refreshing fruit on a hot summer’s day, are best when they’re fresh. Even if you don’t specify it in your search, you probably want search results that are relevant and recent”, aldus het weblog van Google hierover.
Ook heeft Google ondertussen Geavanceerd zoeken beneden op de pagina geplaatst. Dus, als je het ondertussen kwijt was en behoorlijk in paniek, kijk linksonder. Alle cursussen ten spijt wordt het ons natuurlijk op deze wijze niet makkelijker gemaakt. De Booleaanse operator +, waarmee de zoeker Google kon dwingen naar bepaalde woorden te zoeken (+klaver), is ook afgeschaft. Nu moet je "klaver" gebruiken om precies bij dat woord uit te komen. Het vermoeden bestaat dat het plusteken is afgeschaft omdat Google de plus exclusief voor de nieuwe dienst Google+ (concurrent Facebook) wil gebruiken. Google werkt Google hier eigenlijk een beetje tegen. Goed zoeken heeft dus niet alleen te maken met het volgen van een cursus, maar ook met het volgen van het nieuws.

woensdag 2 november 2011

Wereldoorlogen interactief

Lokale geschiedenis in optima forma én interactief, dat zijn kwalificaties voor de volgende websites die ik hier wil bespreken. De sites hebben te maken met lokale- en/of familiegeschiedenissen in beide wereldoorlogen. Als inleiding of huiswerk bij een les over één van de wereldoorlogen zouden de websites door de leerlingen zelfstandig kunnen worden bekeken. Er is genoeg interactiviteit, er is ook genoeg informatie en al met al tilt de hier gevonden informatie lokale- en specifieke geschiedenissen in de les naar een meer algemeen niveau.
Hoe de Duitse geheime politie, de Sicherheitsdienst (SD) in een Nederlands stad (Groningen) in 1944/45 werkte kun je zien en beleven in het Scholtenhuis. Over de oorlog en de rol van de SD zijn inleidende teksten beschikbaar. Het Scholtenhuis bestaat niet meer, maar de virtuele constructie van de Aussenstelle Groningen (Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel) is nu wel via internet te betreden. De leerlingen kunnen per verdieping ruimtes aanklikken, waarna deze ruimte haar geheim prijsgeeft en je op alle manieren informatie kunt inzien, beluisteren en bekijken. Je krijgt als leerling een goed beeld van wat de bezetting voor de Nederlanders betekende. Ook begrijp je waarom de Groningers in de oorlog heel bang waren voor het gebouw en zijn bewoners.
Datzelfde effect bereikt Het Amsterdam van Anne Frank. Langs een tijdbalk kunnen de leerlingen informatie inwinnen over het Joodse leven in Amsterdam van 1933 tot 1950. In beeld, geluid en geschreven tekst zien zij hoe in Amsterdam de jaren dertig verlopen en hoe – onvermijdbaar - de oorlog begint, uitmondend in de vernietiging van het Joodse leven in Amsterdam. Er is een begrippenlijst bij de site, als je verdwaalt kun je de site ook per onderwerp benaderen en er is docentenmateriaal.
Europeana maakt het mogelijk om digitaal materiaal van museums, bibliotheken, archieven en audiovisuele collecties uit Europa te verkennen. Onderdeel van Europeana is Wereldoorlog 1 in foto’s, brieven enherinneringen. Via deze site wordt de bevolking in onder meer Engeland en Duitsland opgeroepen om materiaal aan de collectie toe te voegen. EuropeanaRemix is de eerste interactieve film van dit project over een vriendschap tussen een een Engels soldaat en een Duitse krijgsgevangene in de Eerste Wereldoorlog. De kleindochter van Otto Arndt gaat in de film op zoek naar deze geschiedenis en interactief is er voor de leerlingen de mogelijkheid om de documenten en foto’s te zien die zij heeft gevonden. Video’s en Google maps begeleiden de tocht verder. Let op, je hebt wel html5 nodig, dus met een oude internetexplorer mis je de interactiviteit.

maandag 31 oktober 2011

Studie Winkler Prins online

Vooral om de leerlingen in klas 7, 8 en 9 te ondersteunen heeft de Mediatheek een abonnement genomen op de Studie Winkler Prins online. We zien de leerlingen in de Mediatheek te vaak verdwalen in Google, waardoor opdrachten niet dat rendement opleveren waarnaar we als school streven. Tot 1 januari 2012 geldt nog een gratis proefabonnement op de Studie Winkler Prins en de Grote Winkler Prins. Deze zijn beide alleen te bereiken in de Mediatheek en dus niet thuis! De Grote Winkler Prins vervalt voor ons per 1 januari, waarna we alleen verder gaan met de Studie Winkler Prins online. Ook deze zal niet thuis te raadplegen zijn, maar alleen op school. Je kunt natuurlijk wel zelf een abonnement nemen.
De Winkler Prins online is niet helemaal onbekend op onze school en werd vroeger geleverd door Microsoft onder de naam Encarta. Microsoft ondersteunt Encarta niet meer omdat volgens Microsoft het internet dé bron is en niemand meer gebruik zou maken van encyclopedieën. Niets is echter minder waar en vooral voor de onderbouwers is geleidelijke overgang naar goed leren zoeken en vinden op het internet een opgave voor het voortgezet onderwijs. De Studie Winkler Prins online is betrouwbaar, de teksten zijn afgestemd op de doelgroep en er is minder ruis (hyperlinks) dan op het internet zodat de leerlingen niet verdwalen. De encyclopedie is verder volledig afgestemd op de kerndoelen in het onderwijs. De versie die wij op school hebben mist helaas de Prisma woordenboeken. Wij maken gebruik van een versie die speciaal (goedkoop) wordt geleverd aan het voortgezet onderwijs. Voor de rest is hij compleet.
Je kunt als docent ook lesbrieven tegemoet zien, gericht op de encyclopedie. De onderwerpen Vakantie en Jeugdcultuur zijn beschikbaar. Lesbrief plus docentenhandleiding zijn als PDF geplaatst op de Mediatheeksite van vszutphen.nl.

donderdag 27 oktober 2011

Hersenen en leren

Naar aanleiding van de leerzame studiemiddag Doorlopende leerlijnen op 26 oktober wil ik ter ondersteuning van het verhaal van Hans Boss melden dat veel van de door hem genoemde boeken in de Mediatheek aanwezig zijn. Diegenen die verder willen met het onderwerp kunnen gebruik maken van zo’n  30 titels over het brein, de hersenen en de vrije wil. Het duurt natuurlijk altijd een tijd voordat er weer een nieuw boek met de nieuwste inzichten in de winkel ligt. Diegenen die het hersenonderzoek op de voet willen volgen kan ik dan ook de volgende sites aanraden. Allereerst de nieuwe website van het Nationaal Initiatief Hersenen & Cognitie. De site is een portal voor de gemeenschap van hersen- en cognitiewetenschappers in Nederland. Ook Jelle Jolles heeft een eigen blogEn er is ook nog het wat specifiekere actief leren inorganisaties. Bij de tab artikelen kun je artikelen over onderwijs, leren en hersenen vinden.

woensdag 26 oktober 2011

Gamen? Heb ik niets mee ...

Op 11 Oktober 2011 ging Van safe zone naar real life van filmmaker Phocas Kroon in première tijdens een symposium over het begeleiden van gamende jongeren met autisme. Frank, een van de geïnterviewden, heeft de diagnose autisme. Het is een korte documentaire waarvoor Herm Kisjes en Erno Mijland vier gamers interviewden over de plek die het gamen in hun leven inneemt en heeft ingenomen. Bond, Mike, Frank en Bart vertellen hoe ze kennis maakten met de wereld van het gamen, hoe ze er in hun jonge jaren mee omgingen en hoe dat nu is. Ook vertellen ze hoe ouders jonge gamers zouden moeten opvoeden. Kisjes en Mijland schreven ook It’s all in the games. Dit boek heeft twee voorkanten: Gamen is geweldig en Gamen geeft problemen en belicht dus de voordelen (ook voor het onderwijs!) en de nadelen van gamen. Je kunt het lenen in de Mediatheek.


De feiten: Zo'n 1,5 procent van de jongeren tussen 13 en 16 jaar in Nederland zegt dat ze verslaafd zijn aan online gamen. Dat zijn 12.000 kinderen. De verslaafde jongeren zijn gemiddeld bijna acht uur per dag online aan het gamen. Over dit onderzoek van Tony van Rooij blogde ik al in juni 2011. Bijna alle jongeren (97%) tussen 12 en 17 spelen games (It’s all in the games, p.7). Als volwassenen van nu de jongeren van nu willen begrijpen, begeleiden en opvoeden, dan is kennis en begrip van de wereld van het gamen een absolute voorwaarde. Voor diegenen die na het zien van de film denken: waar gaat dit over? Op het weblog Beter Gamen vind je een begrippenlijst. Op dit weblog van de makers van film en boek vind je ook handige downloads als suggesties voor een gesprek over gamen en een vragenlijst problemen bij gamen

Naast It’s all in the games heeft de Mediatheek ook te leen van Martine Delfos, Let’s game en van Jeroen Lemmens, Gameverslaving. En heel interessant, er zijn ook verschillende jaarwerkstukken over het onderwerp te vinden in de Mediatheek.

maandag 24 oktober 2011

Google Body Browser is gestopt

De Google Body Browser is sinds 18 oktober niet meer beschikbaar. De Zygote Media Group is de nieuwe eigenaar van de Body Browser en wanneer die weer online komt is onduidelijk. Niet getreurd, want - zoals ik in mei al blogde over de nieuwe mogelijkheden van Google - er zijn goede alternatieven. Via het weblog Web 2.0 Tools en het onderwijs werd ik onlangs geattendeerd op BioDigitalHuman, een zeer goede vervanger. De maker van het weblog licht een en ander toe in een screencast.

Healthline Bodymaps tutorial from PhoVid on Vimeo.


Ik ben ook zeer gecharmeerd van Healthline BodyMaps die ook gewoon vanaf Internet Explorer is te benaderen. Verder is er ook nog The Visible Body, maar daar moet je voor gebruik een licentie afsluiten. Je kunt hier wel de medische animaties gratis gebruiken. Sommige animaties hebben echter weer geen geluid. De medische illustraties zijn ook te gebruiken maar hebben steeds het argosylogo in beeld, dat is wel jammer. Maar over het algemeen genomen is er dus genoeg alternatief voor Google. Staar je dus voor je lessen niet blind op het verlies van de Body Browser, maar maak gebruik van alle mogelijkheden, zo ook die van bijvoorbeeld The Virtual Body van Medtropolis. Het scherm oogt wat klein, maar ook hier vind je items over de hersenen, spijsvertering, het skelet en het hart.

donderdag 13 oktober 2011

Negatieve ervaringen met internet

In het onlangs verschenen onderzoeksrapport  Kinderen en internetrisico’s van dr. Nathalie Sonck en prof. dr. Jos de Haan wordt de verhouding tussen online risico’s en daaraan gekoppelde negatieve ervaringen van jongeren in Nederland beschreven. Hiervoor zijn ongeveer 1000 9 tot16-jarige internetgebruikers geïnterviewd, alsmede een van hun ouders. De gegevens zijn verzameld in het kader van het project EU Kids Online waaraan 25 landen hebben deelgenomen. Diegenen die dit blog vaker lezen weten dat ik steeds uitgebreid in ga op de resultaten van dergelijke onderzoeken (zie onder tag: studies voor meer onderzoeken) juist om ongenuanceerde uitspraken te voorkomen. Het is belangrijk om je mening naar ouders toe te blijven staven met feiten. Hier volgen er naar aanleiding van deze studie weer een paar. 

Van de ruim anderhalf miljoen 9 tot16-jarige internetgebruikers in Nederland worden er ongeveer 60.000 herhaaldelijk gepest via internet (4%). Ongeveer twee vijfde van de 9 tot16-jarige internetgebruikers komt in aanraking met pornografische beelden (39%). Dit gebeurt ongeveer even vaak via internet (22%) als via televisie en film. Van de 11 tot16-jarige internetgebruikers heeft 15% wel eens seksuele berichten op internet gezien of ontvangen. Ongeveer een derde van de jonge internetgebruikers onderhoudt online contact met onbekenden die zij nog niet eerder persoonlijk hebben ontmoet. Een kleiner deel heeft met deze onbekenden vervolgens een afspraak in het echt gemaakt (6%). Van de 90.000 hebben ongeveer 7500 kinderen hier een negatieve ervaring aan over gehouden.
Jongeren worden dus blijkbaar niet zo vaak via het internet gepest als algemeen verondersteld wordt. Ook heeft slechts een klein deel van de 9 tot 16-jarigen een negatieve ervaring ondervonden door een persoonlijke ontmoeting met een onbekende die hij/zij online hebben leren kennen. Dit nuanceert de ‘morele paniek’ rond internetgebruik bij jongeren die herhaaldelijk in de media de kop opsteekt enigszins. In mediaberichten worden online risico’s en hun gevolgen niet zelden uitvergroot wanneer zich incidenten voordoen als gefilmde mishandelingen, bedreigingen via Twitter en verhalen over zogenoemde loverboys.

Uit het onderzoek blijkt verder dat vooral jongens en oudere tieners in contact komen met online risico’s. Vooral meisjes en jongere kinderen rapporteerden negatieve ervaringen met de bestudeerde internetrisico’s. Dat slechts een minderheid van de 9 tot16-jarige internetgebruikers online risico’s loopt en nog een veel kleinere groep hier negatieve ervaringen aan overhoudt relativeert enigszins de omvang van de problemen. Maar: online risico’s blijven bestaan - zo leert het onderzoek -ook als de jongere veel internetvaardigheden heeft. Jongeren met meer internetvaardigheden komen meer in contact met internetrisico’s dan jongeren met minder internetvaardigheden. Je hebt dus blijkbaar ook andere vaardigheden (mediawijsheid) nodig. Ouders zijn actiever met internetbegeleiding dan docenten en leeftijdgenoten. Ouders met actieve internetbegeleiding zorgen ervoor dat hun kinderen minder risico’s op internet lopen. Negatieve ervaringen kunnen zij echter niet voorkomen. Voor ouders en ook voor docenten is het echter steeds moeilijker geworden om toezicht te houden op het internetgebruik van kinderen. Bijna twee derde van de ouders weet het niet als hun kind een negatieve ervaring op internet heeft opgedaan. Computers staan steeds vaker op de kamers van de kinderen. Ook hebben kinderen toegang tot mobiel internet via laptop, smartphone of tablet-computers. Docenten kunnen aandacht besteden aan het verantwoord leren omgaan met allerlei media in de marge van hun algemene lessen. Scholen kunnen ouders bijvoorbeeld adviseren hoe ze hun kinderen kunnen ondersteunen bij het gebruiken van media. Scholen kunnen zelf bepalen of zij mediawijsheid opnemen in het curriculum. De Stichting Leerplan Ontwikkeling (slo) ontwikkelde al een leerlijn mediawijsheid. Maar het zijn ook leeftijdgenoten die invloed hebben op de mate waarin jongeren te maken krijgen met online risico’s en hoe zij dat beleven. 

Voorlichting in de vorm van mediawijsheid is van cruciaal belang. Maar als jongeren dan al een negatieve ervaring opdoen is het belangrijk dat melden makkelijker wordt. Waarom wordt de online meldknop (waarover ik onder meer al in augustus een blog plaatste) niet versneld ingevoerd?

vrijdag 7 oktober 2011

Onderwerpsgidsen. Het andere zoeken

Zoeken op internet is een vaardigheid. Eén woord intypen in Google en dan maar hopen dat de zoekmachine in al zijn algoritmische logica jou het verlossende antwoord geeft is heel dapper. Je kunt natuurlijk geavanceerd zoeken met Google, maar zoekmachines als Google discrimineren niet. Dat is leuk als je een compleet beeld wilt krijgen van alle beschikbare soorten informatie, maar minder leuk als je geen zin hebt om duizenden resultaten te bekijken. Onderwerpgidsen zouden je kunnen helpen. Dit zijn specialistische catalogi waarin de informatie door een persoon of organisatie zijn geselecteerd en georganiseerd.
Onderwerpgidsen zijn hiërarchisch opgebouwd. Per onderwerp kun je kiezen uit een aantal deelonderwerpen om zo je zoekresultaten te beperken. Zoek wel altijd uit wie of wat de portal of de gids heeft gemaakt. Een portal is zo betrouwbaar als de persoon die deze heeft geconstrueerd. De persoon die de gids heeft gemaakt is natuurlijk ook niet alwetend en voortdurend op de hoogte van alle nieuwe sites. Gebruik het als begin, maar zeker niet als einde van je zoektocht.

Voorbeelden van algemene onderwerpsgidsen:
YahooDirectory, de Virtual Library, gerund door een groep vrijwilligers en Galaxy, vanaf 1994 actief. Nu moet je wel betalen wil je site worden opgenomen in de directory van Galaxy. Google heeft een paar maanden geleden stilletjes zijn onderwerpsgids van het web gehaald en verwijst nu naar zijn eigen almachtige zoekmachine en het open directory project (vrijwilligers).

Voorbeelden van academische onderwerpsgidsen:
AcademicInfo werd opgericht in 1998 door een bibliothecaris, nu werkt een heel team aan deze bronnengids. Infomine wordt gebouwd door bibliothecarissen van verschillende universiteiten. Bevat een schat aan informatie, gesorteerd op zowel onderwerpsgroep als informatiesoort. IPL is een zeer geslaagde poging een van oorsprong groepje studenten van de University of Michigan om hun blibliotheekkennis in te zetten om de informatie op het internet beter te organiseren. Bubl Link wordt gemaakt door de Universiteit van Strathclyde. 
Op Delicious probeer ik het web voor de Vrijeschool Zutphen te structureren. Op trefwoord kun je hier sites vinden die je direct kunt toepassen in ons onderwijs. Veel Hogescholen doen dit ook. De HAN geeft bijvoorbeeld per vak onder digitale bronnen ook eigen bookmarks in Delicious aan.

dinsdag 4 oktober 2011

Regiohack: Legale datajournalistiek

RegioHack is een initiatief van De Twentsche Courant Tubantia, De Stentor en Saxion Hogescholen. Regiohack brengt het internet, openbare data en onderzoeksjournalistiek samen. Waarom Regiohack en wat levert dit nou op, stelt iemand op het forum van de site (Denktank). Femke Nales, journalist en projectleider Regiohack : “Met datajournalistiek kunnen we de onderzoeksmogelijkheden verder uitbreiden. Je kunt datajournalistiek goed vergelijken met de traditionele onderzoeksjournalistiek waar veel gespit en vergeleken wordt. Door de hoeveelheid openbare data te gebruiken die beschikbaar is op internet kunnen we nog een stapje verder gaan. We kunnen het beter visualiseren (hoe ziet een en ander eruit als je dat op Google maps laat zien, bijvoorbeeld) en we kunnen bestaande data met elkaar vergelijken en combineren. Buienradar.nl wordt vaak gebruikt als voorbeeld van het combineren van openbare data, door een nieuwe toepassing wordt opeens klip en klaar waar het overal regent. Als journalist doen we ons werk nog vrij traditioneel en maken we nog (te) weinig gebruik van alle mogelijkheden die internet biedt, we hebben het gevoel dat we daardoor een deel van de informatie laten liggen. Regiohack gaat experimenteren met die mogelijkheden.”

Dat klinkt allemaal heel gewichtig en als een ver van mijn bed show, maar ook onze leerlingen kunnen op eenvoudige wijze aan datajournalistiek doen door bijvoorbeeld eigen statistieken te maken met Statline en Google Insights for Search. Je kunt hier prachtige opdrachten voor bedenken, zoals ik in eerdere blogs al aangaf (tags: Google-apps en Statline).

Regiohack gebruikte Google Insights for Search ook als voorbeeld in een artikel in de Stentor van 15 september 2011 waar het initiatief tot het samenbrengen van ‘Regiohackers’ bekend werd gemaakt. Insights for Search geeft aan waar een zoekterm geografisch het meest wordt gebruikt. Zo blijkt dat “porno” erg populair is in Zeeland en dat Zutphen in Gelderland een tiende plaats inneemt in het gebruik van deze zoekterm. Leuk als voorbeeld, maar Regiohack wil in de toekomst serieuze zaken zichtbaar gaan maken.
Regiohack beheert ook een site en legt daar de contouren bloot van wat we kunnen verwachten. Maar goed, wat hebben wij aan dit alles? Als docent zou je bijvoorbeeld het blog kunnen volgen waar wekelijks de beste datajournalistiek op het web wordt bijgehouden. Wat te denken van Gapminder, waar je prachtige – in tijd bewegende - grafieken van economische data kunt laten zien aan je leerlingen. Bekijk bijvoorbeeld eens de CO2 emissies sinds 1820

Zet de site op je favorietenlijst, want dit gaat heel veel bruikbaar materiaal opleveren. Je kunt ook meedoen. Zie onder ‘Word Regiohacker’ op de site of in de Stentor.

vrijdag 30 september 2011

Handleiding Teleblik

Dit jaar zijn we op school gestart om in elk geval alle zevende klassers toegang te geven tot Teleblik. Zij hebben in een mentorles met de Mediathecaris een Entree-account aangemaakt en kunnen nu op school en thuis gebruik maken van al het beeldmateriaal dat in Teleblik beschikbaar is. Nu is het ook zaak dat de docenten Teleblik gaan inzetten in hun lessen. Een handleiding met tien praktische tips om Teleblik in de klas te gebruiken vind je hier. Je vind in de handleiding voorbeelden om projecten te starten, om leerlingen bewuster te maken van de werking van de media, om actuele onderwerpen bespreekbaar te maken etcetera. Ik zou echter nog een elfde tip aan de lijst willen toevoegen en het belang van Teleblik voor dyslectische leerlingen willen onderstrepen.

Early European Books

Early European Books volgt de geschiedenis van de boekdrukkunst in Europa van het allereerste begin tot het einde van de 17e eeuw. Early European Books bouwt voort op en is een aanvulling op Early English Books Online (EEBO) en betreft vooral niet-Engels materiaal. Op de site zijn kleurenrepoducties te zien met een hoge resolutie van zeldzame en moeilijk toegankelijke gedrukte bronnen. De eerste 500 oude drukken van de KB (Koninklijke Bibliotheek) zijn nu ook online te raadplegen. Er is hiermee al een mooie doorsnede te zien van wat de bewoners van de Nederlanden zoal bezighield in de zestiende eeuw: de Nederlandse opstand, godsdienstige geschillen, maar ook de Nieuwe Wereld. Een mooi voorbeeld is een militair handboek met 117 gravures door Jacob de Gheyn II.
Uiteindelijk zal ProQuest zo’n 50.000 bijzondere drukken tot 1700 uit de KB digitaliseren. De KB heeft als missie om mensen en informatie samen te brengen. De komende jaren wil de Bibliotheek daarom alle Nederlandse boeken, kranten en tijdschriften vanaf 1470 digitaliseren. 

maandag 26 september 2011

Mediaopvoeding doet er toe

Kinderen aan wie wordt voorgelezen en die worden gestimuleerd tot lezen, doen het - ook op langere termijn - beter in het onderwijs. De onderwijsprestaties en het maximaal bereikbare onderwijsniveau van kinderen met ouders die veel tv kijken, zijn slechter dan die van vergelijkbare kinderen. Dat blijkt uit het onderzoek waarop sociologe Natascha Notten op 6 september 2011 promoveerde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Overigens is tv-kijken niet altijd slecht voor kinderen: tv-programma’s kunnen natuurlijk leerzaam zijn en de taalvaardigheid bevorderen. Maar dat doen ze niet allemaal en Nottens data wijzen ook uit: “… hoewel één tv in het ouderlijk huis bijdraagt aan het schoolsucces van een kind, neemt dit positieve effect bij ieder additioneel tv-toestel af, om uiteindelijk te resulteren in een negatief effect. Wereldwijd lijkt de afwezigheid van een televisietoestel in het ouderlijk huis het wereldbeeld en de kennis van een kind te beperken.”


Notten deed onderzoek naar de verschillen in mediaopvoeding en keek met name naar de langetermijneffecten. Daarbij maakte ze gebruik van gegevens uit de Familie-enquête Nederlandse bevolking 1998, 2000, 2003 en 2009, en het Programme for International Student Assessment (PISA) 2006 voor internationale vergelijking. Juist in de moderne maatschappij zijn boeken – papier of digitaal – van het hoogste belang, stelt Notten vast. In samenlevingen met een hoog niveau van culturele en economische ontwikkeling blijkt  een literair thuisklimaat nog aan belang te winnen voor de onderwijsprestaties. Andersom wordt het negatieve effect van televisie in landen als Nederland juist groter met ieder extra toestel dat in huis aanwezig is. Dit geldt niet voor computers. Deze hebben altijd een positieve invloed op het schoolsucces, ongeacht het ontwikkelingsniveau van een land, aldus het persbericht.

Notten bekeek hoe de mediaopvoeding samenhangt met onderwijssucces: welk onderwijsniveau heeft een (inmiddels volwassen) kind bereikt en hoe presteert of presteerde het daar. Uiteraard zijn er allerlei andere factoren die van belang zijn voor onderwijssucces, zoals de opleiding van de ouders, het beroep van de ouders, de gezinssituatie enzovoort. Maar als je daarvoor corrigeert, blijkt mediaopvoeding een invloedrijke factor. Kinderen aan wie veel voorgelezen werd, deden het beter. Hoe veel beter of slechter? “Mediaopvoeding kan uiteindelijk het verschil uitmaken tussen of iemand kan starten op een hbo of op de universiteit.”
“Hoger opgeleide ouders begeleiden vaker het mediagebruik van hun kinderen, niet alleen omdat zij de capaciteiten hebben om dit te doen, ook omdat zij bepaalde (serieuze) media-inhoud en mediavoorkeuren waarderen en deze preferenties willen overdragen op hun eigen kinderen. Het tegengestelde proces vinden we voor lager opgeleide ouders; met name hun voorkeur voor populaire televisieprogramma’s resulteert in minder gunstige mediabegeleiding.” Mediaopvoeding doet er dus toe, al vanaf jonge leeftijd en voor de lange termijn.

“Inmiddels heeft de computer en met name internet een belangrijke positie ingenomen in het mediagebruik van zowel volwassenen als kinderen. Ook digitaal mediagebruik blijkt, evenals lezen en tv-kijken, sociaal gedifferentieerd. Daarnaast laten recente studies zien dat de strategieën die ouders toepassen bij het monitoren van het digitale mediagebruik van hun kinderen, veel lijken op de verschillende vormen van ouderlijke tv-begeleiding. Dit leidt tot de verwachting dat ouderlijke digitale mediasocialisatie, zowel wat voorbeeld als begeleiding betreft, significant zal verschillen tussen gezinnen.” Daarnaast blijven leesvaardigheden ook, of misschien wel juist, in het digitale tijdperk van cruciaal belang. Zowel voor de onderwijsprestaties als voor effectief internetgebruik zijn goede leesvaardigheden echter essentieel.


Dit onderzoek onderschrijft het belang van de diverse beleidsprogramma’s en initiatieven rondom ‘mediawijsheid’ in de huidige samenleving. Maar daarbij is het wel van belang aandacht te besteden aan het hele repertoire van mediavaardigheden, waarbij de ‘oude media’ een duidelijke plaats krijgen in het huidige digitale tijdperk, stelt Notten op pagina 140 van haar proefschrift. 
Scholen, neem je verantwoordelijkheid en geef mediawijsheid een plek in het curriculum. Geef het echter wel zo vorm dat in alle vakken gewerkt wordt vanuit een algemene leerlijn mediawijsheid. 

vrijdag 16 september 2011

Nieuwe website EYE

Op Film in Nederland is veel bijzonder historisch materiaal nu voor het eerst te bekijken. In de nabije toekomst wordt de site uitgebreid met recente Nederlandse films. Op de site zijn opmerkelijke verhalen en anekdotes te vinden over circa 2300 vroege Nederlandse films. De meeste films die bewaard zijn gebleven, kunnen gratis bekeken worden. Op dit moment bestrijkt de website de periode 1896 tot en met 1923, vanaf de introductie van de film in Nederland. De komende tijd zal de site worden uitgebreid met de geschiedenis van de speelfilm, experimentele film, animatiefilm, en films uit en over Nederlands-Indië. Samen geven deze onderdelen straks een uitgebreid beeld van de volledige Nederlandse film- en bioscoopcultuur.
De filmgeschiedenis wordt beschreven in meer dan zestig thema’s, van de kunstfilm tot stredenfilms. Er is verder een tijdslijn met belangrijke gebeurtenissen uit de Nederlandse filmgeschiedenis. In de rubriek Wie is … maken we kennis met belangrijke figuren uit de Nederlandse film.
In The scene machine kun je een eigen playlist maken. Je kiest een aantal losse trefwoorden of een reeds samengestelde speellijst en vervolgens schotelt The Scene Machine je steeds opnieuw een combinatie van filmbeelden voor.

Niet bij elke filmbeschrijving in de database op de site kan een film worden bekeken, omdat lang niet alle films beschikbaar zijn: 80% van de Nederlandse films is verloren gegaan. Naar schatting zijn ongeveer 500 films vanaf de eerste filmvertoning tot 1923 bewaard gebleven; ruim 270 daarvan kunnen op de site bekeken worden en van nog eens circa 50 films is een fragment te zien. Vaak is het dan mogelijk om door te klikken naar video-on-demandsite Ximon, waarover ik al in april blogde. Film in Nederland spant zich in om datgene wat wel bewaard is gebleven, zo toegankelijk mogelijk te maken voor specialisten en het grote publiek.

Bron: Informatieprofessional.

9/11 in animatie

De echte beelden zijn vaak gruwelijk. The Rauch Brothers hebben echter in het kader van Storycorps : Recording and preserving America’s stories drie animaties over 9/11 geproduceerd. Storycorps is een interviewproject in de Verenigde Staten waarbij een rondreizend team de getuigenissen van gewone burgers vastlegt. Het team reisde met caravans het hele land rond en verzamelde de tragische bekentenissen van doodgewone mensen die op 11 september 2001 een dierbare verloren. De animators van The Rauch Brothers destilleerden er drie verhalen uit: 'Always a family', 'John & Joe' en 'She was the one'. Ze vertellen de verhalen opnieuw in de vorm van een eenvoudige en sobere, maar bijzonder aangrijpende animatiestijl. Je hoort de stem van de geïnterviewde. Kort, minder heftig maar komt zeer zeker bij je leerlingen binnen.


Op de site van Vimeo zijn veel meer geweldige animaties te bekijken over allerlei historische onderwerpen. Prachtige Oral History.

woensdag 14 september 2011

Tijdbalken in de les

Een tijdbalk of een tijdlijn is eigenlijk een grafische weergave van een chronologische opvolging van gebeurtenissen en/of periodes. Het schema heeft de vorm van een balk en bezit tijdsaanduidingen met een inschrift of een bijschrift. In digitale tijdbalken kun je klikken op gebeurtenissen en zo extra informatie als film, geluid, een afbeelding of tekst vinden.

Er zijn veel gratis toepassingen beschikbaar, waarvan ik er hier enkele wil toelichten. Allereerst is dat het (ook) Nederlandstalige Timerime. Vives besteedde hier onlangs aandacht aan. Om met TimeRime te werken, moet je een account aanmaken. Dit doe je door op de button ‘login of registreer’ te klikken. Vervolgens log je in, en verschijnt de button ‘maak een nieuwe tijdlijn’. Met een gratis account kun je tijdlijnen maken met maximaal honderd items of gebeurtenissen erop. Je hoeft niet direct te publiceren, je kunt er eerst voor kiezen om hem privé te houden. Twee lesbrieven of handleidingen vind je bij Prodocent en bij Stationtostation. Prodocent is een organisatie voor toepassing van ICT in het onderwijs gericht op docenten en andere direct betrokkenen bij het primaire proces. De lesbrief van Stationtostation, een bedrijf dat zich richt op digitaal lesgeven in het onderwijs, richt zich op het basisonderwijs, maar kan uitstekend in de klassen 7 worden gebruikt. Om het uploaden van muziek en afbeeldingen te vergemakkelijken heeft TimeRime een mediamanager gemaakt. Je kunt hiermee meerdere bestanden tegelijk uploaden, waar je later uit kunt kiezen als je definitief een afbeelding of geluid toevoegt aan een tijdlijn of een item. Je kunt overigens ook film toevoegen aan het tekstblok dat na klikken op een gebeurtenis onder de balk opent. De tijdlijnen worden getoond in een Flash-applicatie. Voor deze applicatie is wel een plug-in vereist. Als je de bestaande tijdlijnen gewoon op je pc kunt zien is deze reeds geinstalleerd op je computer, zo niet dan kun je de plug-in downloaden op de Adobe site.

Dipity is een tweede tool die je zou kunnen gebruiken. De gratis versie is beperkt tot 3 tijdlijnen en je hebt een beperkte upload- en opslagcapaciteit. Je kunt in Dipity items invoegen uit Twitter, Flickr, YouTube of Google News. Ook kun je een gemaakte tijdbalk met anderen delen of embedden op je (klassen)website of (klassen)weblog. Dat kan overigens ook met TimeRime.
Van een ander kaliber, maar erg handig om met een hele klas aan te werken is Tribbit. Je kunt een einddatum aanmaken tot wanneer leerlingen items kunnen toevoegen en zo zou je binnen een bepaalde periode met een klas een onderwerp kunnen uitdiepen. Je hebt ook nog Timeglider, waarvan de gratis versie beperkt is tot 3 tijdlijnen en er mogen slechts 1000 bezoekers per maand op je site komen. En dan zou je ook nog voor Timetoast kunnen kiezen. André Manssen geeft je op zijn blog nog meer keuzemogelijkheden.
Maak uiteindelijk zelf je toolkeuze. Ik denk dat er heel veel toepassingen mogelijk zijn voor ons onderwijs en dat het gebruik - zeker met de handleidingen - geen beletsel mag zijn. Als je er niet uit komt of het zelf niet durft aan te gaan, kun je voor hulp altijd terecht in de Mediatheek. Let wel op dat er rechtenvrij materiaal openbaar wordt gemaakt door je leerlingen en dat als je de lesbrief of handleidingen gebruikt, je de licentie waaronder het materiaal is vrijgegeven respecteert.

maandag 12 september 2011

Wat bedoel je?

Ik kreeg van één van mijn medecursisten van de Nationale Opleiding Mediacoach de volgende link met afkortingen en hun betekenis in sms, msn en chat-taal. Misschien kun je nu de berichten van je dochter, zoon of leerling beter decoderen?

dinsdag 6 september 2011

Vreemde talen oefenen met leuke tools

Mijn dochter moest onlangs - met eigen foto’s - een fotoverhaal maken voor Duits. Eerder al moest ze voor een taal een strip maken. Zoals dat zo vaak gaat kreeg ik pas achteraf lucht van deze opdrachten. Ik kon haar dus niet tijdig helpen met de daarvoor bestemde handige online tools. Mijn dochter heeft uiteindelijk de opdracht gewoon gehaald door fysiek te knippen en plakken, maar dat kan anders en ook heel wat sneller. Ik wil daarom een aantal van die tools vooral voor het niveau van  klas 7 en 8 onder de aandacht brengen. In COS en Vives werd er onlangs aandacht besteed aan achtereenvolgens Comic Life, Storybird en Bitstrips. Bitstrips is gratis, je hoeft alleen een account aan te maken. Je kunt een strip maken met maximaal negen vensters die je later kunt publiceren via de knop ‘publish now’. Vervolgens kan de leerling via ‘share’ de strip naar de docent sturen. Een handleiding vind je hier. Comic Life is de eerste maand nadat het gedownload is gratis, daarna kan de leerling de software niet meer gebruiken en moet er betaald worden. In Wikiwijs vind je hierover een lesbrief die de Thorbecke Scholengemeenschap uit Zwolle in het kader van de lessenreeks mediawijsheid van die school beschikbaar heeft gesteld. 
Ik ben zelf nogal gecharmeerd van Creaza, waarvan de basisversie gratis is. Het onderdeel Cartoonist kun je gebruiken om eigen tekeningen te uploaden, maar je kunt ook de beeldensets van Creaza gebruiken voor je verhaal. Er zijn echter nog veel meer online tools. Ik noem hier nog Pikistrips en Stripgenerator.
Een handleiding van Storybird, een geïllustreerd prentenboek, vind je hier. Digitale prentenboeken met tekst maak je ook met Storyjumper. In dit programma kun je ook je eigen foto’s gebruiken en daar een verhaal in elke taal aan toevoegen.

Met DotSub kun je video’s laten ondertitelen van elke taal naar elke taal. Je kunt zelf een video uploaden en deze van Engelse ondertiteling voorzien, maar je kunt ook bijvoorbeeld Franstalige video’s vertalen. De leerlingen moeten alleen een gratis account aanmaken. Je kunt van alles bedenken. Zo zou je groepjes leerlingen een video van het Engels naar het Nederlands kunnen laten vertalen en daarna de video’s met elkaar vergelijken.

vrijdag 2 september 2011

Hoe zit het ook al weer met het auteursrecht?

Denk jij dat je weet wat wel en niet mag met bijvoorbeeld (her)gebruik van video in het onderwijs? Doe dan eens de copyright check voor het hoger onderwijs van de SURF foundation (SURF is zeg maar het Kennisnet van het Hoger Onderwijs). De check behandelt (her)gebruik van video en film binnen een onderwijsinstelling in een negental vragen. Natuurlijk, het is niet helemaal vergelijkbaar met onze situatie, maar een dergelijke check bestaat er helaas niet voor (docenten van) het voortgezet onderwijs. Wel is er KoppieCopy een project specifiek voor leerlingen van de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. KoppieCopy probeert de jongeren wegwijs te maken op het terrein van auteursrechten, met als doel om jongeren te leren hoe zij kunnen blijven downloaden, knippen, plakken en remixen zonder daarbij buiten de kaders van de wet te treden. En passant leren zij daarbij ook een eigen mening te vormen over het vrije hergebruik van andermans content, en van hun eigen werk door anderen. KoppieCopy bestaat uit drie stappen. In de eerste stap maken de leerlingen zich de nodige basiskennis eigen over auteursrecht, leren zij over het ontstaan van het idee dat creatief werk eigendom kan zijn, en over recente ontwikkelingen om zelf flexibel met de bestaande wetgeving om te gaan: Creative Commons Licentie en open content. Voor kennisoverdracht wordt gebruikgemaakt van een zogeheten ‘Webwalk’, een interactieve les. Dan zou nog een les discussie en debat kunnen volgen en het remixen van een film (100 minuten). Voor docenten is een volledige handleiding van dit project beschikbaar van deze lessen met casussen en achtergrondinformatie.


Het voortgezet onderwijs heeft ook een geheel eigen website gewijd aan de regels van het auteursrecht voor scholen. De SURF foundation heeft gekoppeld aan de boven genoemde check ook een website gewijd aan dit thema. Op 21eDingen van de SURF Academy vind je onder Ding 15 stapsgewijze uitleg over onder meer de Creative Commons Licentie.

Eerder blogde ik – in verband met het auteursrecht - al over vrij (of onder Creative Commons Licentie) te gebruiken beeld en geluid. Ik kan nu weer een tweetal sites aan de reeks toevoegen namelijk allereerst: honderden muziektraks vrij te gebruiken onder de Creative Commons Licentie. En dan nog de Soundbible, honderden rechtenvrije geluidseffecten, vaak wel met verplichte bronvermelding. Kijk onder de tag ‘vrij geluid’ links op de pagina voor alle eerder genoemde sites.

vrijdag 26 augustus 2011

De macht van Google en de onmacht van de docent

Het Erial Project – een samenwerkingsproject van enkele universiteiten in Illinois - onderzoekt het zoekproces van studenten en is nu naar buiten gekomen met de eerste resultaten. Antropologen en bibliothecarissen volgden voor dit onderzoek enige tijd de stappen die 156 studenten zetten in hun zoekproces. Het blijkt dat ze Google vaak raadplegen, en als maatstaf voor andere databases gebruiken. Als ze een ander zoeksysteem gebruiken, verwachten ze dat het op dezelfde manier werkt als Google. Hoe Google zelf werkt, weten de studenten echter niet. Ze hebben geen idee hoe Google achter de schermen werkt en bijvoorbeeld een resultatenlijst samenstelt. Ze zijn ook nauwelijks op de hoogte van het bestaan van de andere zoekmachines van Google zoals Google Books en Google Scholar. Studenten stellen ook nauwelijks vragen aan de bibliothecaris, ontdekten de onderzoekers. Zelfs als ze niet kunnen vinden wat ze zoeken, vragen studenten de bibliothecaris niet om raad. Een van de redenen daarvoor is dat studenten hun eigen informatievaardigheden te hoog inschatten. Als ze iets niet kunnen vinden, realiseren ze zich niet dat ze op een verkeerde manier hebben gezocht. Meer over de voorlopige resultaten van het onderzoek is te lezen in Inside Higher Education

Vervang in het stuk hierboven studenten door scholieren en docenten en je hebt het profiel van een gemiddelde school voor voortgezet onderwijs in Nederland. Hoe komt het nu dat er -gemiddeld genomen - zo weinig aandacht is op scholen voor deskundig zoeken? Schieten de opleidingen voor docenten hierin te kort? Als ik naar een willekeurig online studiecentrum voor PABO of  Lerarenopleiding surf, zie ik dat de studiecentra de zaken goed op orde hebben. Je kunt als beginnende docent hier genoeg kennis opdoen over auteursrecht, citaatrecht, zoeken etcetera. Is het misschien niet verplicht in de studie tot docent om dit te volgen en wordt het zo aan de student zelf overgelaten? Op hoeveel middelbare scholen in Nederland is informatievaardigheden een verplicht en in het curriculum geïntegreerd vak? Hoe vaak wordt dit niet weggestopt in een enkel lesje van de mediathecaris of informaticadocent, waar de (andere) docenten verder geen boodschap aan hebben. Kortom: er is nog heel veel werk te verrichten op dit terrein.

Kennis is hier een machtige factor. Wil je weten hoe Google werkt? Lees het uitstekende De macht van Google van Peter Olsthoorn (In Mediatheek). Informeer je verder bij de mediathecaris over alternatieven voor Google. De Winkler Prins Online is nu bijvoorbeeld sinds kort weer te gebruiken in de Mediatheek en is – wat mij betreft vooral voor de lagere klassen – te prefereren boven Google en Wikepedia. We hebben een versie van de Winkler Prins (Studie) die vooral voor de klassen 7,8 en 9 werkt met minder hyperlinks, eenvoudig woordgebruik en korte teksten. Informeer je en maak onze leerlingen mediawijs!