dinsdag 18 december 2012

Kunstmatige intelligentie. Moeten we ons zorgen maken?

George Dyson, wetenschapshistoricus, voorziet in onderstaande video dat computers belangrijker zullen worden dan mensen. Moeten we ons daar zorgen over maken en … hoe begon het allemaal ook weer? De Britse wiskundige Alan Turing (1912-1954) stond in 1937 met zijn artikel On computable numbers aan de wieg van de computer. Hij beschreef hierin het principe van een machine die elk vraagstuk zou moeten kunnen oplossen, de Turing Machine. Dit denkbeeldig apparaat zou bestaan uit een lees- en schrijfkop, heen en weer bewegend over een oneindige rij symbolen. Hij is daarmee de grondlegger van de informatica en de kunstmatige intelligentie. Hij ontwikkelde in de jaren ’30 met de Turing Machine het concept van de moderne computer en was eind jaren ’40 betrokken bij de realisatie daarvan. Daarbij stelde hij in de Turingtest als eerste de vraag of machines als mensen kunnen denken. Turing voorspelde toen ook dat de computer over veertig jaar in bijna elk huishouden zou zijn doorgedrongen.



Vooruitkijkend - met Turing in het achterhoofd - is de vraag welke rol de computer over veertig jaar in onze samenleving gaat spelen. De contouren van de toekomst zijn al zichtbaar in cloud computing. Nu gebruiken wij als mensen de informatie die op het web beschikbaar is, maar als computers zelfstandig die informatie kunnen verwerken kun je al de informatie op het web als een wereldomspannend brein zien. En bij robots, die elkaar taal leren, blijken evolutionaire principes net zo belangrijk als bij ons mensen. Maar ook in het domein van de creativiteit, een nog altijd puur menselijke eigenschap is de computer inmiddels zo ver ontwikkeld dat zij zonder programma samen met de mens muziek kan maken.

De Turingtest is een - nog nooit geslaagde -test voor computers. Je moet je voorstellen dat jij thuis zit te chatten en denkt dat je een heel leuk gesprekje hebt met iemand, terwijl er eigenlijk een computer aan de andere kant zit. Als je het verschil niet meer kan merken, is de computer geslaagd voor de Turingtest. Is dit zo raar? Waarom zouden jouw gedachten en alles wat zich af speelt in je hoofd niet ook in nullen en enen gevat kunnen worden? 

Aan de universiteit van Cambridge maken wetenschappers zich zorgen over de ontwikkelingen in onder meer kunstmatige intelligentie. Om die reden wordt overwogen om een centrum te openen voor onderzoek naar gevaren voor het menselijk bestaan. In een recent artikel schreven de oprichters onder meer: “The concern is that by creating computers that are as intelligent as humans (at least domains that matter to technological progress), we risk yielding control over the planet to intelligences that are simply indifferent to us, and to things that we consider valuable – things such as life and a sustainable environment.” en: “Once we put such a future on the agenda we can begin some serious research about ways to ensure out-sourcing intelligence to machines would be safe and beneficial, from our point of view.”

Misschien iets om over na te denken na een overvloedige kerstmaaltijd? 

Zie over dit onderwerp ook: David J. Chalmers en Jaan Tallinn

vrijdag 14 december 2012

Vrije Opvoedkunst

Misschien is het niet bij iedereen bekend, maar de Mediatheek heeft al weer enkele jaren een abonnement op het blad Vrije Opvoedkunst. Dit is het tijdschrift van de Vereniging voor Vrije Opvoedkunst (VOK) over opvoeding en onderwijs. Het oudste nummer dateert van 1932! Je kunt de meest recente jaargangen van het tijdschrift lenen in de Mediatheek. Oudere jaargangen (1936-1950) worden inmiddels gedigitaliseerd aangeboden. Iedere week zal aan dit archief een tijdschrift worden toegevoegd. Het archief start met het januari-nummer uit 1936. De tijdschriften van 1932 t/m 1935 zijn momenteel nog niet allemaal voorhanden. Deze zullen daarom later worden toegevoegd.



dinsdag 11 december 2012

Virtuele telescopen

Wie naar de sterrenhemel wil kijken moet daar natuurlijk voor naar buiten gaan. De sensatie is dan het meest intens. Maar de sterrenhemel bestuderen lukt buiten niet altijd even goed, soms is de bewolking te dik of regent het of is er ander ongemak. Ook is het wat moeilijker om op deze wijze klassikaal les te geven. Er zijn echter een aantal (gratis) mogelijkheden om vanaf je pc een virtuele sterrenhemel te raadplegen. De meest simpele is Staratlas. Je kunt hier je woonplaats invullen, waarna je live de sterrenhemel ziet. Op Google-Sky kun je ook terecht voor een verkenningstocht door de ruimte en naar de maan en mars. Objecten aan de hemel kan je vinden via de zoekfunctie. Je kunt een reis maken langs de planeten van ons zonnestelsel en zoomt in op de mooiste foto's van de Hubble Space Telescope of je luistert naar Engelstalge podcasts over bijzondere verschijnselen aan de hemel. Microsoft heeft zijn Worldwide Telescope download, waarmee je het heelal kunt verkennen en ook een tour over Mars kan maken. Het programma vraagt wel veel van je systeem, maar biedt ook een schat aan informatie en mogelijkheden.

Stellarium is een open source planetarium voor je computer. Het toont een realistische 3d hemel, vergelijkbaar met wat je kan zien met het blote oog, verrekijker of telescoop. Voer je coördinaten in, en je ziet de hemel boven je woonplaats (Wikipedia kent de exacte coördinaten van je woonplaats als Stellarium die niet kent). Dit programma toont op bijna fotorealistische wijze de hemel met een uitbreidbare collectie van honderdduizenden sterren, planeten, nevels en sterrenstelsels vanaf elke locatie op aarde. Met Stellarium kun je ook extra informatie toevoegen aan het beeld, zoals onder meer een raster met parallellen en meridianen, en een constellatie, gebaseerd op mythologische figuren. Er is via de site van Natuur leven en Technologie (NLT) een pittige vwo-module beschikbaar voor leerjaar 11/12 waarin met gebruikmaking van zeer precieze sterrenkundige waarnemingen door leerlingen wordt aangetoond dat er zich een immens grote massa (zwart gat) in het centrum van ons Melkwegstelsel moet bevinden. Je vindt hier ook een korte handleiding over de werking van Stellarium.



In traditionele planetariumprogramma’s kies je een tijdstip en een plaats op aarde, waarna zo’n programma toont hoe de hemel er op dat moment en op die plek uitziet. Zo kun je gemakkelijk de planeten, sterren en sterrenbeelden aan de hemel identificeren. Celestia pakt het anders aan. Dit programma plaatst jou als reiziger in een driedimensionale kosmos. Je begint in een baan om de aarde van waaruit je bijvoorbeeld de vertrouwde sterrenbeelden kunt zien. Je kunt echter ook naar de maan reizen om het oppervlak te bekijken. Reis je wat verder weg en zet je de tijd versneld in beweging, dan kun je de planeten hun rondjes zien draaien. Je kunt filmpjes van je reizen maken, scripts uitvoeren en extra’s downloaden. Kortom: Fantastisch materiaal natuurlijk, maar je kunt ook altijd nog één van de twee telescopen lenen die de Mediatheek in de collectie heeft. Er gaat niets boven de echte sterrenhemel en je kunt dan eventueel de bovengenoemde programma’s altijd nog gebruiken voor extra tips.

dinsdag 4 december 2012

Maak van internet een schoolvak

Vorige week was het de Week van de Mediawijsheid. Mij maak je echter niet zo blij met “de week van …”. Zeker niet omdat mediawijsheid en informatievaardigheden eigenlijk gewoon behoren te worden opgenomen in het curriculum. Deze vaardigheden verdienen dagelijkse aandacht, zeker omdat elke keer weer in de contacten met leerlingen in de Mediatheek blijkt dat hier hiaten liggen in het onderwijs. Ik wil de betreffende week dan ook niet helemaal onopgemerkt voorbij laten gaan. Vandaar dit blog.

Het Amerikaanse onderzoeksinstituut PEW research Center’s Internet & American Life Project heeft onlangs onderzoek gedaan naar het zoekgedrag van een speciale groep middelbare scholieren (programma voor uitblinkers) en de invloed van technologie op hun leven. In deze PEW-studie bevroeg men leerkrachten uit het voortgezet onderwijs in de VS naar de onderzoekskwaliteiten van hun leerlingen. Wat blijkt? De gevoelens zijn behoorlijk gemengd. Ja, ze kunnen meer opzoeken, maar tegelijk missen de leerlingen volgens de leerkrachten vaak de nodige digitale vaardigheden. 99 % van de docenten van de leerlingen op Amerikaanse High-schools vindt dat internet de toegang tot bronnen makkelijker maakt. 64% echter, vindt dat technologie meer doet om af te leiden dan dat het de leerling helpt met het schoolwerk. De alom tegenwoordige mobiele apparaten en internet maken concentratie moeilijker, aldus het onderzoek. Nu kun je mobieltjes en sociale media natuurlijk middels protocollen en statuten op scholen gewoon verbieden, maar beter zou zijn de voor- en nadelen in de lessen te behandelen en deze in het curriculum op te nemen. Want voordelen voor het onderwijs zijn er ook vele. De artikelen die ik hier wekelijks publiceer geven dit steeds weer aan.

Maar terug naar het PEW-onderzoek. Volgens de docenten zijn de leerlingen niet informatievaardig. Er is onderzoek gedaan naar de bronnen die leerlingen gebruiken bij opdrachten. De resultaten zijn wat moeilijk te vergelijken met de bronnen die wij in onze Mediatheek aanbieden, maar globaal gezien gebruiken leerlingen volgens bovengenoemd onderzoek de volgende bronnen bij een opdracht:
● Google of andere zoekmachines (94%) 
● Wikepedia (75%) 
● YouTube en andere sociale media (52%)
● Leeftijdsgenoten (42%)
● Studiegidsen als “Spark Notes”. Misschien te vergelijken met scholieren.com, maar veel professioneler en ook commerciëler (41%)
● Nieuwssites van tv-stations of kranten (25%)
● Schoolboeken (gedrukt/digitaal) (18%)
● Online databanken (naar onze situatie: Krantenbank etc.) (17%)
● Boeken (anders dan schoolboeken) ( 12 %)
● Voor leerlingen ontwikkelde zoekmogelijkheden (naar onze situatie bv. Biebsearch, Davindi of de Delicious-site van de Mediatheek) (10 %)

Wat hier mijns inziens vooral opvalt is dat digitale informatie in elk geval hoger scoort dan gedrukte informatie. Waarschijnlijk zoeken leerlingen vooral ook handige (internet)tips als ze leeftijdsgenoten raadplegen. Bij digitale bronnen valt op dat naarmate er meer wordt geredigeerd en de databank professioneler is, er minder belangstelling is. De kennis over professionele zoekmogelijkheden en databases zijn ook vaak niet aanwezig. Dat de Krantenbank alleen de wat meer recente (nieuwsarchief vanaf 1990) artikelen aanbiedt is vaak onbekend. En dat Literom geen uittreksels biedt is ook een openbaring.
En als de bron dan niet geeft wat de leerling zoekt (bv. een artikel uit 1950 in de Krantenbank) dan valt hij of zij al snel terug op Google. Stond je als leerling vroeger voor een enorme kast met boeken met onmogelijke codes, dan was het nog wel eens handig als de bibliothecaris zijn licht over jouw opdracht deed schijnen en je hielp met het zoeken naar jouw onderwerp. Maar nu is dat heel anders. Google geeft overal antwoord op zonder dat je daar iemand voor nodig hebt. Daarbij zijn de leerlingen nogal eens geneigd hun eigen vermogens te overschatten en het technisch onvermogen van de leraar ook te projecteren op de zoekvaardigheden van docenten. Dat weten zij toch niet ...

Kortom: voor de leerling is het prettig als de informatie onafhankelijk kan worden benaderd en als de wijze van zoeken eenduidig is, docenten en mediathecarissen maken het vaak alleen maar moeilijker. Databases die anders werken dan Google en misschien een gecontroleerde trefwoordenlijst hebben vallen vaak ook af. Te ingewikkeld, en misschien stuit je in zo’n professionele database ook wel eerder op wat ingewikkelder bronnen. Dat geldt ook voor boeken met een “moeilijke” indeling, of een vervelende mediathecaris die je ergens naar toe wil sturen waar je helemaal niet naar toe wilt... Onderzoekers aan de University of Ilinois ontdekten het volgende: “students rarely ask librarians for help, even when they need it. The idea of a librarian as an academic expert who is available to talk about assignments and hold their hands through the research process is, in fact, foreign to most students.”

Je kunt het natuurlijk ook allemaal omzeilen, immers Google en Wikipedia bieden alle antwoorden en je hebt er geen hulp voor nodig. Is de eerste bron van Google te ingewikkeld, klik je gewoon naar het volgende totdat je een hapklare informatiebrok kunt knippen en plakken. En waar dat dan vandaan komt, ach … En kom al helemaal niet aan met professionele zoekmethoden waarmee je ook in Google toch behoorlijk wat betrouwbare informatie kan vinden. 

Conclusie van de PEW-studie: “The vast majority of teachers surveyed feel that “courses or content focusing on digital literacy must be incorporated into every school’s curriculum,” indicating just how critical they feel the ability to locate and assess information in the digital world is. About half of the teachers in the study (47%) say they “strongly agree” and another 44% “somewhat agree” with this proposition, meaning that 93% of teachers support this curriculum change.” (p.46).

Dat heb ik echter al eerder en vaker gehoord. Ik vraag mij dan ook af hoe veel onderzoeken er nu eigenlijk nodig zijn om dit debacle te keren? Wanneer gaan we structureel wat doen? Vorig jaar speelde er namelijk ook al in Nederland een dergelijke discussie. De discussie werd begonnen door een artikel in de NRC waarin werd gepleit van internet een schoolvak te maken: “‘Internet’ zal dus niet alleen een verplicht vak moet worden op basis- en middelbare scholen, maar ook op lerarenopleidingen. Leraren kunnen een en ander pas overtuigend overdragen overdragen als ze het eerst zelf goed in de vingers hebben.”, aldus NRC.

Moeten we nu weer wachten tot een volgend onderzoek met soortgelijke aanbevelingen? Informatievaardigheden en mediawijsheid zijn zaken die in het onderwijs een plek moeten krijgen. Kerndoelen, bepaald door het Ministerie van Onderwijs, geven aan wat leerlingen aan het eind van hun schooltijd moeten weten en kunnen. Als je in die documenten waarin de kerndoelen beschreven zijn zoekt op ict, informatievaardigheden of mediawijsheid, vind je niets. De politiek kan er echter voor zorgen dat de kerndoelen worden aangepast, maar blijkbaar is de situatie voor wat betreft informatievaardigheden en mediawijsheid nog niet nijpend genoeg en vinden we het heel normaal dat leerlingen op Hogescholen en Universiteiten eerst moeten worden bijgespijkerd in onderzoektechnieken.
Wel staat er in de kerndoelen onderbouw VO over informatie: “De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen”. Dat is niet genoeg, want hoe leer je zoeken, ordenen en beoordelen? Op deze leeftijd aangeleerd verkeerd zoekgedrag is later moeilijk meer te veranderen.

Scholen mogen dien ten gevolge nog steeds zelf bepalen of en hoe ze aandacht besteden aan mediawijsheid. De een slaagt daar beter in dan de ander. Ik vind - en ik zet me daar voor de volle 100% voor in - dat informatievaardigheden en mediawijsheid schoolbreed in het curriculum moeten worden geïntegreerd, ook op onze school. We hebben - denk ik - nu genoeg onderzoek gedaan om de ernst van de situatie in te zien.

Zie ook: Frankwatching

dinsdag 27 november 2012

Complete digitale leerlijnen, open en interactief

De eerste 26 Stercollecties van Stichting VO-content zijn een maand geleden gelanceerd door tabletgoeroe Maurice de Hondt. In 2014 krijgen scholen te maken met een bezuiniging op het leermiddelenbudget van 30 miljoen euro. Door Stercollecties te gebruiken - is de gedachte - kunnen deze bezuiniging (gedeeltelijk) worden opvangen. Het materiaal kan namelijk traditionele leer- en werkboeken vervangen of juist aanvullen, de inhoud is afgestemd op de kerndoelen en eindtermen. Stercollecties bestaan uit leermateriaal voor een vak, niveau, afdeling en een schooljaar. Het zijn complete leerlijnen met inhoudelijke en didactische samenhang. Voor de ontwikkeling van de inhoud en voor de kwaliteit wordt door de Stichting VO-content samengewerkt met SLO. De Stichting en andere samenwerkingsverbanden als de Onderwijsvernieuwingscoöperatie zijn overigens al veel langer bezig om digitaal leermateriaal aan te bieden middels Wikiwijs, het initiatief van oud-minister Plasterk.

Een voorbeeld:


De Stercollecties zijn bedoeld om te voorzien in (gedeeltelijk) leer- en werkboekvervangend digitaal lesmateriaal dat laagdrempelig kan worden ingezet voor gebruik op een computer of laptop.

Leerboekvervangend: De theorie is opgenomen in een Kennisbank. Deze bestaat uit losse blokken theorie: uitleg met voorbeelden, geschikt om via het digibord klassikaal te worden besproken maar ook door de leerling zelfstandig te raadplegen.

Werkboekvervangend: Op basis van de Kennisbank zijn opdrachten, oefeningen en diagnostische toetsen ontwikkeld om het leerproces te activeren en te ondersteunen. De oefeningen en toetsen zijn interactief: de leerling krijgt meteen te zien of een antwoord goed is. In diagnostische toetsen kan slechts eenmaal worden geantwoord – bij 80% of meer juiste antwoorden krijgt de leerling een printbaar certificaat op het scherm ten bewijze dat hij/zij de oefenstof in voldoende mate beheerst. Er wordt geen antwoordspecifieke feedback gegeven bij oefeningen – de leerling ziet alleen of iets fout is, maar niet waarom. De docent behoudt dus een cruciale rol als het gaat om tussentijdse uitleg en ondersteuning.

De opdrachten zijn lang niet altijd digitaal, maar kunnen ook bestaan uit activiteiten als collages maken, interviewen, schrijven, uitwerken op papier enz. waarbij de computer niet nodig is. Een Stercollectie wordt gemaakt voor een vak, niveau, afdeling en een leerjaar. Voor geschiedenis (Havo/Vwo) is nu bijvoorbeeld het eerste leerjaar beschikbaar met materiaal over Jagers en Boeren, Grieken-Romeinen, Monniken en ridders en Steden en Staten.

De meerwaarde van digitaal materiaal boven papieren leerboeken is samen te vatten met de begrippen interactiviteit, multimedialiteit en flexibiliteit. Onderdelen zijn geschikt om op het digibord te worden gebruikt ter introductie van lessen en ter ondersteuning van de uitleg. De onderdelen van de leerlijn zijn rearrangeerbaar, d.w.z. je kunt zelf onderdelen selecteren en in een eigen leerlijn of studiewijzer verwerken, aangevuld met eigen of ander extern materiaal. De Stercollecties bevatten geen eindtoetsen. VO-content gaat in het lopende schooljaar nog een toetsenbank inrichten met toetsen gemaakt door docenten. Differentieren in je klas is ook mogelijk. Het lesmateriaal Wiskunde van de Wageningse Methode - onderdeel van de Stercollecties - start met een intro op het onderwerp, behandelt daarna een aantal onderdelen waarin de leerling in twee stromen kan werken (de ‘oker’ stroom is extra uitdagend) en eindigt vervolgens met een eindpunt waarin een samenvatting van de stof wordt gegeven. Hierna kunnen extra opgaven worden gemaakt.

De Stercollecties voor wiskunde zijn ook als SCORM-pakket in een elo te plaatsen waardoor de voortgang en het resultaat van de leerlingen in een eigen elo gevolgd kan worden. Wij hebben echter nog steeds geen werkbare elo, en daarbij komt nog dat je als school lid moet zijn van VO-content om de interactieve functionaliteiten van het SCORM-pakket te kunnen benutten. En dat zijn wij niet. Onze school zal zich in de nabije toekomst verder moeten verdiepen in de mogelijkheden die er voor ons onderwijs op dit terrein zijn. Te denken valt dan aan het enthousiasmeren van docenten voor ict en didactiek, een eigen weg vinden voor ons onderwijs en misschien samenwerken in het veld. De Stercollecties zijn overigens nu al gewoon door iedereen te gebruiken evenals ander leermateriaal in Wikiwijs.

Zie ook: Wikiwijs

dinsdag 20 november 2012

Lesidee: Sprekende Avatar

Met Voki kun je sprekende avatars maken. Een avatar is een personage, een afbeelding van een persoon, die iemand of iets representeert op het internet. Dat kan - in ons geval - een docent zijn of een leerling. Een avatar bij Voki heet een Voki. Een Voki kun je een gezicht geven, bewerken en van kleding en sieraden voorzien. Je kunt de Voki een tekst van maximaal 600 karakters laten uitspreken. Dat kun je doen door zelf een tekst in te spreken (niet langer dan 60 seconden), maar de tekst intypen en dan een Nederlandse- of anderstalige stem kiezen kan ook. Je drukt op Play en de Voki spreekt jouw tekst uit. Je kunt de Voki embedden in een website, PowerPoint of blog. Een Voki biedt mogelijkheden voor allerlei vakken. De Voki-website heeft een aparte rubriek met lesplannen om je op ideeën te brengen. Ook is er een ‘Teacher's Corner’, een forum waarin docenten zaken uitwisselen. Voki classroom is een betaalde dienst.
Het meest voor de hand liggend is om een Voki te gebruiken in het talenonderwijs. Maar jouw avatar kan bijvoorbeeld op de hoofdpagina van je klassesite ook uitleg geven over de inhoud van de site. Je kunt een Voki misschien ook het huiswerk laten voorlezen via je klassesite binnen Google-apps. Vives geeft een aantal tips voor gebruik in het klassikaal onderwijs: 
● leerlingen kunnen zichzelf presenteren in een vreemde taal via een avatar
● bij Nederlands kun je leerlingen gedichten laten inspreken. De avatars dragen de gedichten voor middels het digibord
● voor maatschappijleer of geschiedenis biedt Voki de mogelijkheid om een historisch persoon als avatar te kiezen (in de rubrieken World of Politics) en deze een bepaalde mening uit laten spreken. Hierbij zijn allerlei opdrachten denkbaar
● bij de mentorles kun je leerlingen zich via Voki laten voorstellen
● als docent kun je een avatar ook gebruiken om bijvoorbeeld instructie in te spreken 
Je kunt voor een les de Voki’s naar je toe laten sturen en dan zelf je presentatievorm kiezen. Voorbeelden zijn deze opdracht voor Frans, en deze voor Engels waarin een docent dieren uit Animal Farm laat spreken.



Voki is gratis, je hoeft je niet te registreren, maar als je je Voki wilt bewaren moet je wel even de moeite nemen om een wachtwoord aan te maken. Een handleiding vind je hier. Ik vond ook nog een aardige Yurlspagina over avatars.


dinsdag 13 november 2012

Prezi en Popplet

Bij een presentatie wordt vaak door docenten en leerlingen automatisch gebruik gemaakt van PowerPoint. Iedereen heeft echter wel eens meegemaakt dat het bladeren door een PowerPoint-presentatie best stressvol kan zijn. Zeker als je net die ene slide zoekt en het publiek uit ongeduldige leerlingen of rumoerige ouders op een ouderavond bestaat. Ik wil je hier daarom wijzen op een tweetal (online) alternatieven die hun oorsprong hebben in het principe van mindmappen: Prezi en Popplet. Online heeft hier het voordeel dat je de presentatie makkelijk kan delen, geen gedoe hebt met usb-sticks of laptops en je hem altijd overal kan inzetten, mits er natuurlijk internet is. Is er onverhoopt geen internet aanwezig op de plek van presenteren, dan kun je je Prezi altijd alsnog downloaden als Portable Prezi en vanaf je laptop of usb gebruiken. Popplet heeft hiervoor de Poppletpresenter.

In PowerPoint werk je met slides, die je één voor één laat zien. Met PowerPoint kun je niet of nauwelijks afwijken van de volgorde van je verhaal. En ook aan het eind een overzicht geven van wat je verteld hebt, blijft lastig. Wil je je verhaal vertellen aan de hand van beelden, dan is PowerPoint beslist geen logische keuze. De slides in PowerPoint zijn perfect voor informatieoverdracht die grotendeels uit tekst bestaat – zeker als je veel opsommingen gebruikt. Prezi voegt aan presentaties een extra dimensie toe waarin je makkelijk hyperlinks, afbeeldingen en video’s kunt tonen. Een Prezi-presentatie kun je zien als een groot vel papier zonder randen waar je overheen zweeft. Je hebt de mogelijkheid om in te zoomen, waarmee je bijvoorbeeld eenvoudig hoofd- van bijzaken kan onderscheiden, of van groot (een spreadsheet) naar heel klein (de cijfers in de spreadsheet) te gaan. De details worden pas zichtbaar als die specifieke informatie aan de beurt is. De PowerPoint-presentie is opgezet van voor naar achter, de Prezi is te bedienen vanuit één centraal punt. Met de gratis versie heb je de beschikking over maximaal 100mb. Tip: laadt eens een oude PowerPoint presentatie in in Prezi en kijken wat voor effect dit heeft. Tot slot: de handigste sneltoetsen voor Prezi vind je hier. Er is een Scoop-it pagina met nieuws en een heuse Prezi-University, die tevens een blog met tips bijhoudt. Handleidingen vind je hier en hier



Eigenlijk is mindmapping de idee achter Prezi. Met een mindmap kunnen mensen makkelijker dingen onthouden, creatiever denken en beter associëren. Dat maakt Prezi ook heel geschikt voor brainstormsessies. De kracht van Prezi is echter vooral dat je je verhaal visueel kunt ondersteunen.
Een tool die uitermate geschikt is voor tekst én beeld - en die ook ontstaan is vanuit de idee van een mindmap - is Popplet. Popplet is - niet zoals in Prezi - te vergelijken met een camera die over een informatieveld zweeft, maar meer een grote pagina met blokjes (popples) waarop je kunt inzoomen en die je kunt verbinden. Het oogt veel rustiger en is volgens mij perfect in de klas te gebruiken als organisatietool voor aantekeningen en beeldmateriaal in je les. Je kunt plaatjes toevoegen van Flickr, Facebook en van je pc, tekeningen maken, Google Maps en video’s van YouTube toevoegen, evenals links. Maar er is natuurlijk ook altijd wat te zeuren: de toolbalk blijft hinderlijk in beeld, en als je het online opent kun je niet het volledige scherm/digibord gebruiken. Schooltv-video’s bijvoorbeeld moet je als link opnemen, omdat Popplet alleen YouTube ondersteunt. Verder kun je in de gratis versie maximaal 5 Popplets maken. Ik heb ter illustratie een Popplet gemaakt over Popplet:



Hoe ervaren de leerlingen de verschillende presentatiemethoden? Presentatie-advies bureau Presensatie® deed in samenwerking met Tilburg University en Prezi University, onderzoek naar de verschillende effecten van presenteren met PowerPoint en met Prezi Het resultaat? De leerlingen die de Prezi presentatie gezien hadden werden creatiever en herinnerden zich de presentatie beter! Als dat niet mooi is!

Zie ook : Prezi

dinsdag 6 november 2012

Gimp en Blender

Nu ook Gimp is gestart met een magazine voor gebruikers onder de naam Gimpmagazine is het tijd om hier eens aandacht te besteden aan twee (gratis) programma’s waarmee je achtereenvolgens foto’s kunt bewerken (Gimp) en 3D-animaties kunt maken (Blender). Gratis houdt wel in dat er in beide gevallen geen professionele helpdesk is en dat de software eigenlijk wordt ondersteund door een community van gebruikers.

Gimp is een grafisch programma voor het bewerken van foto's en andere digitale beeldbewerking op de computer. De software is uitgegroeid tot een pakket dat zich eigenlijk kan meten met populaire commerciële programma's als Adobe Photoshop. Gimp is zogeheten vrije software, uitgebracht onder de GNU General Public License (GPL). De nieuwste versie is onlangs op alle leerlingpc’s op beide locaties geïnstalleerd. 




Blender is een opensourceprogramma voor het maken van 3D-computergraphics en computeranimaties. De Blender Foundation is de opvolger van het commerciële Blender Publisher. Onder de Foundation is Blender in 2002 open source geworden. Het programma is speciaal gemaakt voor 3D animatie. Je kunt op een hele vrije manier 3D modellen maken en inkleuren. Vervolgens kun je gaan animeren. Blender heeft daarnaast een breed scala aan fysieke simulaties voor vloeistoffen, rook etcetera. Je kunt zelfs interactieve 3D games maken. De Foundation heeft al langer een magazine uit onder de naam BlenderArt Magazine, waar je workshops kunt volgen en waar werk wordt getoond. Blender kent ook een grote gebruikersgemeenschap waar je met vragen en problemen wordt geholpen. Volgens een artikel op Infonu.nl heeft de software wel een hoge 'learningcurve'. Dit wil zeggen dat het in het begin heel moeilijk is om de software te leren. Dit heeft vooral te maken met de interface die er nogal vreemd uitziet voor de beginner. Door de grote hoeveelheid aan mogelijkheden wordt het ook snel duidelijk dat het lang duurt voor men alles onder de knie heeft. Als eenmaal de basis is aangeleerd, blijkt deze 'interface' echter zeer efficiënt, aldus gebruikers van de software.
In september dit jaar werd door de Nederlandse Blender Foundation de vierde Blender Film uitgebracht. Door publicatie onder een 'Creative Commons licentie Naamsvermelding' mag iedereen de film bewerken, verspreiden en afspelen, zolang de Blender Foundation maar genoemd wordt als maker van de film. Tears of Steal is de vierde open film van de Blender Foundation. De film volgt de succesvolle korte animatiefilms Elephants Dream (2006), Big Buck Bunny (2008) en Sintel (2010) op.



Blender en Gimp zijn op alle leerlingcomputers geïnstalleerd onder tools. Handleidingen vind je hier en hier voor Blender en hier en op YouTube voor Gimp.

dinsdag 30 oktober 2012

Verlies of diefstal van je mobiel

Je mobiel is een gewild item bij dieven en het levert een hoop ellende op als je kleine vriend wordt gestolen. En bedenk: verlies of diefstal vindt plaats bij een op de vijf Nederlanders. Er is echter hoop! Als het aan Minister Opstelten van Justitie en Verhagen van Economische Zaken ligt, gaan telecomoperators vanaf volgend jaar gestolen mobiele telefoons blokkeren op hun netwerken. Hiermee worden de gestolen mobiele telefoons waardeloos en onverkoopbaar. In meerdere landen, waaronder België en het Verenigd Koninkrijk, is het nu al mogelijk om het IMEI-nummer van je telefoon te blokkeren. Alle mobiele apparaten hebben namelijk altijd een zogenaamd uniek IMEI-nummer, wat staat voor International Mobile Equipment Identity. De blokkering van je IMEI-nummer heeft in die landen geleid tot een aanzienlijke daling van het aantal slachtoffers van deze vorm van criminaliteit. De Nederlandse telecomoperators melden dat er vooralsnog alleen gesprekken zijn en er nog goed moet worden gekeken naar de haken en ogen van deze maatregel. Zo is het nog de vraag wanneer een toestel wordt geblokkeerd? Moet dit direct gebeuren bij een aangifte of kan de consument dit ook zonder aangifte doen. Ook zullen er situaties ontstaan waarbij een telefoon weer terugkeert bij de rechtmatige eigenaar en zal het toestel weer moeten worden gedeblokkeerd. Hierover moeten allemaal duidelijke afspraken worden gemaakt.



Wat kun je nu, tot de regeling van kracht wordt, zelf doen om het leed te verzachten? Beveilig je telefoon in elk geval zo goed mogelijk tegen verlies of diefstal. Een wachtwoord voor vergrendeling mag best iets moeilijker zijn dan ’1234′ of ’0000′. Stel in elk geval een wachtwoord in. Van de jongeren tot 30 jaar hebben trouwens slechts 40% de mobiel beveiligd met een wachtwoord of andere vorm van vergrendeling, aldus Vodafone. Maak ook een back-up van persoonlijke gegevens zoals contactenlijst, foto’s en video´s. Online diensten en apps die het maken van een back-up gemakkelijker maken, worden trouwens door slechts één op de tien Nederlanders gebruikt, aldus de Telegraaf (Telegraaf, 26 mei 2012). Deze simpele maatregelen verzachten het leed al iets.

Blokkeer bij diefstal altijd je simkaart. Vervolgens: doe aangifte. Daarvoor heb je je IMEI-nummer nodig. Als je aangifte doet van verlies of diefstal, moet je dit unieke 15-cijferige nummer opgeven. Je vindt ze bij de originele verpakking van het apparaat, bijvoorbeeld op de witte sticker met barcode op de zijkant van de doos of onder de accu op een wit stickertje, meestal ook met barcode. Heb je de originele verpakking weggegooid? Toets de combinatie *#06# (sterretje, hekje, nul, zes, hekje) in op je mobiele telefoon en het nummer verschijnt op je scherm. Vervolgens zou je je IMEI-nummer kunnen registreren op Telefooncheck. De site is een eenvoudige schakel tussen mensen die een mobieltje zijn kwijtgeraakt en mensen die er eentje hebben gevonden. Telefooncheck is opgezet door een student, maar inmiddels heeft de site de aandacht getrokken van PortingXS, de Nederlandse nummerbeheerder die voor tweederde van alle telefoonaanbieders het nummerbehoud bij overstappen regelt. PortingXS is nu partner van Telefooncheck.

Je kunt ook via een App en een code (per jaar € 17,99) Datapolice op je smartphone installeren. Nadat je de gratis App hebt gedownload en je je Controle Pagina op de site hebt aangemaakt, activeer je Datapolice met de code. Je kunt nu je smartphone (Android, Blackberry of Symbian smartphone) volledig van afstand controleren. Datapolice zorgt ervoor dat je smartphone op afstand wordt geblokkeerd, gecontroleerd en teruggevonden. Waar dan ook ter wereld. Je data, zoals foto’s, berichten, filmpjes en agenda zijn beschermd. In het uiterste geval kun je zelfs de inhoud van je telefoon wissen, wat bij diefstal of verlies toch wel een prettig gevoel geeft. Ga alleen nooit zelf achter de dief aan, maar ga altijd met je gegevens naar de politie.

dinsdag 23 oktober 2012

Lesidee: Echt gebeurd, persoonlijke verhalen over en voor jongeren in woord en beeld

Op het Cinekid Festival werd vorig jaar een nieuw platform voor jeugddocumentaires gepresenteerd: Z@pp Echt Gebeurd, een initiatief van de VPRO en Z@pp. Dit platform bestaat nu 1 jaar. De documentaires komen uit de traditie van Kids & Docs, een workshop van Cinekid, IDFA en het Mediafonds met medewerking van Z@pp en de publieke omroepen. Dit traject is gericht op de talentontwikkeling van jeugddocumentairemakers. De bijna tweehonderd films die na een jaar op Z@pp Echt Gebeurd zijn verzameld, tonen de rijkdom en variatie van een unieke (jeugd)documentaire traditie. Onder het motto Echte kinderen: Echte verhalen worden hier documentaires gebundeld in negen thema’s: vriendschap, liefde, sport, school, familie, geloof, lijf & gezondheid, vrije tijd en geschiedenis. Stuk voor stuk zijn het persoonlijke verhalen over kinderen en hun leefwereld, zo te gebruiken in de les om een lastig onderwerp in te leiden en bespreekbaar te maken. De documentaire films op Echt gebeurd duren ca. 15 minuten per titel en zijn gericht op groep 6,7 en 8 van het primair onderwijs en de brugklassen van het voortgezet onderwijs.



Een persoonlijk onderwerp bespreekbaar maken in de klas kan ook met de Slash-boekenreeks voor 15+ van Querido over het echte leven. Slash-boeken zijn boeken van bekende schrijvers geschreven op basis van het waargebeurde levensverhaal van een bijzondere jongere. De schrijver en de jongere werken heel nauw samen, de een als 'verteller', de ander als schrijver. Beide namen staan op het omslag, met een grote Slash ertussen. Per jaar verschijnen er twee of drie nieuwe titels.



Echt gebeurd kan moeilijke thema’s inleiden en bespreekbaar maken in de les, maar heeft ook een dubbele bodem: de leerling maakt kennis met het genre documentaire en wordt mediawijzer. In een documentaire wordt altijd iets behandeld dat echt is gebeurd. De leerling leert met de bijbehorende lesbrief kijken naar de stijlmiddelen die zijn gebruikt en gaat ook daadwerkelijk zelf aan de slag. Met hulp van de zogenaamde Mixer kunnen leerlingen eventueel een filmpje voor de Echt Gebeurd site maken. Combineer hiervoor wel eigen (zelf gemaakt) plaatjes, geluiden en video tot een filmpje of gebruik die van Z@pp. Dit in verband met auteursrechten. Op de docschool van het IDFA kun je trouwens meer lesmateriaal voor het VO vinden en documentaires bekijken die door jongeren zijn gemaakt. Er is ook een interactieve introductieles Wat is een doc.

vrijdag 12 oktober 2012

Onderwijs in een digitale wereld

We leven in een digitale wereld en om in deze wereld te kunnen functioneren, moeten we digitaal vaardig of mediawijs zijn. Dat stelt het onderwijs voor de uitdaging om digitaal vaardige leerlingen af te leveren. Het onderwijs moet zichzelf daarom opnieuw uitvinden, zowel ten aanzien van de visie op onderwijs, het curriculum als de didactiek. Dat stelt prof. dr. Saskia Brand-Gruwel in haar oratie Leren in een digitale wereld: uitdagingen voor het onderwijs. Zij sprak op 5 october jl. haar oratie uit als hoogleraar Learning Sciences van de Open Universiteit. Binnen het onderwijs hebben de laatste jaren talloze projecten en experimenten plaatsgevonden, vaak getrokken door bevlogen docenten. Daarbij wordt heel veel nuttige ervaring opgedaan. Maar het is nu tijd om een stap verder te gaan, aldus Brand-Gruwel. Projecten en experimenten moeten geïntegreerd worden in visie, curriculum en didactiek. Op managementniveau moeten scholen een eigentijdse visie op onderwijs formuleren, waarin technologie op een natuurlijke wijze is geïntegreerd. Die visie moet gedragen worden door de hele organisatie. Docententeams moeten het curriculum onder de loep nemen en digitale vaardigheden verwerken in leerlijnen. En de individuele docenten moeten technologie op een natuurlijke wijze in hun didactische aanpak meenemen. In de rede wordt een model gepresenteerd met factoren die van belang zijn voor het leren in een digitale wereld. De uitdagingen voor het onderwijs worden besproken en aangegeven wordt hoe onderzoek kan helpen deze uitdagingen aan te gaan. 

Bericht overgenomen van Informatieprofessional

woensdag 10 oktober 2012

Lesidee: schrijf je verhaal

‘If you want to be a writer, you must do two things above all others: read a lot and write a lot. There is no way around these two things, no shortcut.’, aldus Stephen King in On writing.

Schrijven is een vak, een gave misschien, maar er is ook een duidelijk relatie tussen literatuur lezen en creatief schrijven. Dat blijkt in elk geval uit onderzoek onder jongeren van 16 en 17 jaar uit 5-havo en 5-vwo en een kleine groep volwassenen. Er bestaat volgens dit onderzoek een positieve relatie tussen literair lezen en creatief schrijven. De onderzoekers pleiten er dan ook voor om creatief schrijven een plaats te geven in het literatuuronderwijs, omdat dit de leesattitude positief kan beïnvloeden. Op het stimuleren van lezen bij leerlingen kom ik in een later bericht nog terug. Nu wil ik het over het schrijfproces hebben. Enkele klassen werken op onze school in een periode al aan het schrijven van korte verhalen. Er wordt dan een inleiding gegeven en vervolgens gaan de leerlingen aan de slag. Ton Rozeman schreef er een boek (Mediatheek) over en houdt een weblog bij over het schrijven van verhalen. Er zijn trouwens meerdere weblogs met als onderwerp het schrijversschap, ik wil er hier nog twee aardige onder jullie aandacht brengen: boekschrijven van onder meer Koen van Huijgevoort en Schrijf mee van Suzanne Peters. Bibliotheek Eemland heeft een aantal tips voor jongeren op een rij gezet voor het schrijven van onder meer een gedicht of column. De site Schrijfgenoten legt voor leerlingen het proces uit van het maken van een verhaal en het tot stand komen van een boek. Er is bovenstaand al veel materiaal te halen voor een goede introductie op het onderwerp, schrijfoefeningen vind je op de site van Suzanne Peters. 

Jullie weten inmiddels dat ik nogal een liefhebber ben van het betrekken van ict bij het onderwijs. Je kunt het schrijven namelijk leuker en misschien ook wel aantrekkelijker maken voor jongeren als dat digitaal en in een ‘community’ plaatsvind. WriteAlong is zo’n initiatief. Leerlingen kunnen hier meewerken aan een boek door mee te schrijven en door illustraties toe te voegen. Van uitgeverij Zwijsen is het Kinderschrijflab, waar de - vaak basisscholieren - hun eigen boek kunnen maken en uitgeven. De site geeft tips en uiteindelijk kun je je boek laten uitgeven door de uitgever. Dit hoeft natuurlijk niet, want er zijn echter vele gratis initiatieven om zelf op internet te publiceren. André Manssen geeft er hier een opsomming van. Met Storybird tenslotte kun je kwalitatief hoogstaande illustraties combineren met eigen tekst en zo zelf een zogeheten Storybird maken. Een handleiding Werken met Storybird vind je in COS van januari 2012 (Mediatheek).

Voorkant van een Storybird

Genoeg inspirerende ideeën dacht ik zo. Lesmateriaal vind je ook door op Wikiwijs te zoeken op Voortgezet Onderwijs en de trefwoorden ‘zelf’ ‘schrijven’. Het materiaal dat je zo vindt kun je soms gebruiken met je Entree Account (Teleblik) en sommige lessen zijn van Klascement. Het aanmaken van een account bij Klascement volstaat om met dit materiaal aan de slag te gaan. 

donderdag 4 oktober 2012

Posterazor

Leerlingen moeten als opdracht in de Mediatheek nogal eens een poster maken van een eigen tekening of foto. Dat is nu een heel gedoe met uiteindelijk een wat vagere kopie op - ten hoogste - A3 formaat. Ik ben op zoek gegaan naar een gratis tool waarmee je posters op elk formaat kan maken en uitprinten. Het moest ook een simpele tool zijn, omdat dit eigenlijk vanaf klas 7 als een opdracht voorbij komt. Met Posterazor kun je nu je eigen poster maken op elk mogelijk formaat. Het werkt als een raster waarin de tekening of foto verschijnt. In vijf stappen maak je daar een PDF met meerdere pagina’s van, die je vervolgens uitprint. Je begint als volgt: je scant de tekening in of zoekt de foto op de harde schijf. Vervolgens geef je in Posterazor de output in. Hij staat standaard op A4, dus dat is goed. Je geeft ook nog aan of je de afbeelding staand of liggend wil uitprinten (Portrait, Landscape). Dan - en dat is heel cruciaal - geef je de overlap aan. Standaard is 1 cm. Met die overlap schuif je later de geprinte delen van de poster ineen, zodat je de delen perfect aan elkaar kunt plakken. In stap vier geef je de grootte van je poster op, die je vervolgens ook nog eens over de verschillende pagina’s (zie raster) kunt centreren of uitlijnen. Klaar! PDF opslaan, uitprinten, knippen en plakken en het resultaat is geweldig. 



Posterazor is vanaf volgende week op alle pc’s in de Mediatheek te gebruiken onder programma’s en dan tools. Je kunt het natuurlijk ook thuis downloaden.


maandag 1 oktober 2012

Eindexamenvoorbereiding

De Mediatheek van Vrijeschool Zutphen VO heeft op Symbaloo een webmix Examenvoorbereiding samengesteld. Met de links die hier verzameld zijn kunnen de leerlingen van de eindexamenklas zich goed voorbereiden op de aanstaande examens. De webmix zal in de loop van de tijd nog wel wat worden aangepast, omdat bijvoorbeeld van Labyrinth en Eigenwijzer nog geen 2013-updates zijn. Er wordt in de webmix veel aandacht besteed aan het oefenen van examenstof, waarbij ik hier speciaal de Eindexamensite onder de aandacht wil brengen. Hier kun je met de tab Examenstof gericht oefenen op onderdelen waarvan je niet zeker bent. Let even op bij de link naar de ExamenApp! Je kunt hier slechts twee weken gratis oefenen, registreer je dus op het juiste moment.


Er is ook veel ruimte ingebouwd voor de mentale voorbereiding. Deze links vind je midden onder. Kijk hier ook eens naar de boeken die je eventueel per vak nog zou kunnen aanschaffen in de series Samengevat en In je Pocket. De kleuren van de blokjes per vak, zijn de kleuren die in de Mediatheek worden gebruikt voor de verschillende interessegebieden. Groen voor biologie, Oranje voor geschiedenis, aardrijkskunde etcetera.

Lees ook: Examen

dinsdag 25 september 2012

79% van de 8 tot 18 jarigen bezit mobiele telefoon

In mijn vorige bericht behandelde ik (mobiel) stemmen of discussiëren in de klas. Het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderwijs experimenteert daar momenteel mee, zoals je in de daar geciteerde rapporten hebt kunnen lezen. In het basis- en voortgezet onderwijs mogen de leerlingen vaak hun mobiel niet gebruiken. Op de meeste scholen (72%) gelden regels voor mobiele telefoons. 1 op de 10 kinderen moet het mobieltje bij binnenkomst inleveren, op bijna alle scholen moet de telefoon uit of op stil staan tijdens de lessen. In het leerlingenstatuut van de Vrijeschool Zutphen VO staat dat mobiele telefoons in ons gebouw “niet voorhanden mogen zijn” en dat zij moeten uitstaan. De telefoons worden dus nauwelijks ingezet voor educatieve toepassingen tijdens de les. Slechts 3% van de kinderen zegt dat dit wel eens gebeurt. Ik wil hier nu niet verder ingaan op het feit of dat voor het onderwijs niet juist een gemiste kans is, maar wel wil ik wat meer inzicht geven in wat een mobiel en digitale communicatie momenteel betekent in het leven van een jongere. Het rapport van Mijn Kind Online Hey, What’s app? - waaruit ook bovenstaande cijfers over schoolgebruik afkomstig zijn - is de neerslag van een onderzoek onder 2.618 jongeren van 8 tot 18. 54% van de kinderen tussen 8 en 18 jaar heeft een smartphone. 8-jarigen hebben nog vooral een mobiel zonder toeters en bellen, terwijl 80% van de 17-jarigen een veel duurdere smarthphone met internet heeft. Dat heeft gevolgen voor het telefoongebruik. In korte tijd zijn de berichtenservices Whatsapp en Ping razend populair geworden. Bijna 70% van de 13-plussers belt, sms’t, Whatsappt en Pingt wekelijks meer dan 100 keer. Het gaat daarbij vooral om contact met moeders: tieners doen dat via Whatsapp en Ping, jonge kinderen bellen veelal.
Vmbo’ers hebben vaker contact met het thuisfront dan havo-­ en vwo-­leerlingen. Vmbo-­leerlingen sms’en hun moeder relatief het vaakst. Bij havo- en vwo-‐leerlingen is dat een goede vriend. Verder valt op dat jongens vaker hun moeder sms’en dan meisjes. Meisjes op hun beurt sms’en een goede vriend(in) vaker dan jongens. MSN’en en e-­mailen zijn ook manieren om mobiel contact te houden met anderen. Bijna twee op de vijf jongeren (39%) gebruikt MSN via de mobiele telefoon. Hoe hoger het schoolniveau, hoe minder frequent er gebruik wordt gemaakt van MSN. Alle cijfers vind je terug in het genoemde rapport van Mijn Kind Online.
Kinderen hechten veel waarde aan hun telefoon. Bijna 60% van de kinderen is het ermee eens dat je er niet bij hoort zonder mobiel. Bijna de helft heeft zijn telefoon zelfs ’s nachts aan en in de buurt. Driekwart (75%) van de kinderen is het eens met de stelling ‘Mijn generatie is verslaafd aan zijn mobiele telefoon’. Ruim de helft (53%) van de jongeren zegt zelf ook echt niet zonder zijn of haar mobiel te kunnen, aldus Hey, What’s app?
Nederlandse kinderen krijgen ook steeds jonger een mobiel volgens een in september openbaar gemaakt onderzoek van MetrixLab, een marketing- en onderzoeksbureau. In februari en juni 2012 deed Metrixlab onderzoek onder duizend ouders en 750 kinderen. Het bezit van mobiele telefoons onder kinderen tussen de 8 en 12 jaar steeg dit jaar van 55 naar 60 procent. Het gsm-bezit steeg het sterkst onder 8- en 9-jarigen. Veertig procent van de jonge telefoonbezitters neemt een smartphone mee naar school. Hoewel de meeste ouders vinden dat zij verantwoordelijk zijn voor de regels voor het telefoongebruik op school, vindt veertien procent dat de school zelf ook regels moet opstellen. Uit onderzoek van de Nationale Academie voor Media en Maatschappij uit 2011 bleek dat scholen nogal worstelen met het invoeren en vooral handhaven van de regels. Maar goed, veel scholen hebben dus gekozen voor een repressief beleid. Je kunt mobiele apparaten echter weren uit de les, in een pauze wordt op of rond het schoolplein de communicatiestilte ruimschoots weer ingehaald.

Mobiel internet is een realiteit en 24/7 online contact zorgt ook voor nieuwe dilemma’s zoals: concentratieproblemen, digitaal pesten, ongewenste contacten, verslaving, etcetera. Scholen zijn ook niet alleen in hun worsteling met de veranderingen (positief en negatief) die digitale communicatie met zich brengt. Sherry Turkle (Amerikaans socioloog die al 35 jaar onderzoek doet naar de effecten van technologie op ons denken en handelen) waarschuwt voor het groeiend onvermogen (van nieuwe generaties) om authentieke emoties rechtstreeks te kunnen delen met elkaar. Van onze smartphone worden we niet gelukkiger of slimmer, maar eenzamer en oppervlakkiger. Daphne Bunskoek praat met haar in Gesprek op 2.



Hoopvol - vind ik tenminste - is dat volgens onderzoek van Ericsson ConsumersLab uit 2011 bij 2000 tieners tussen 13 en 17 in de VS de echte ontmoeting veel belangrijker is dan de virtuele ontmoeting en volgens dit onderzoek worden sms, Facebook etcetera vooral gebruikt om af te spreken en te delen.

Verder lezen: Blog van Youngworks

woensdag 19 september 2012

Real-time meningen peilen met Mentimeter

Meningen peilen van leerlingen is een effectieve manier om leerlingen actiever bij de les te betrekken. En dat kan op een aantal manieren. Door één op één met leerlingen in gesprek te gaan of in discussie met heel de groep. Je kunt ook leerlingen om hun mening vragen door hun hand op te steken. Wil je de meningen van de leerlingen inventariseren, dan is het stemmen met handopsteken een goed middel. Nadeel van deze stemvorm is dat het niet anoniem is en de leerlingen elkaar kunnen beïnvloeden. Sommige onderwerpen als drugs- en drankgebruik, seksualiteit etcetera lenen zich er ook niet toe om je als leerling met handopsteken bloot te geven. Dit is te ondervangen door leerlingen hun antwoord op een briefje te laten schrijven, deze te verzamelen en te tellen. Zeer omslachtig allemaal.
Anoniem stemmen kan echter ook digitaal, met: 
  • stemkastjes 
  • via SMS 
  • internet-stemmen 
Stemkastjes zijn weliswaar leverbaar bij onze digiborden, maar vragen een grote investering en inmiddels zijn er vele gratis alternatieven waarmee je kunt stemmen via SMS, iPhone, iPad, Twitter, laptop en pc. Door het ontbreken van WIFI op onze school en het verbod op mobieltjes en smartphones in de les, kan digitaal stemmen bij ons dus eigenlijk alleen in het computerlokaal, via het vaste internet en met het digitale bord als real-time scorebord.

Maar hoe doe je dat? Google-formulieren (binnen Google-apps) biedt de mogelijkheid om een enquête met één of meerdere vragen te maken en deze via de mail door te sturen naar bijvoorbeeld een klas. Als je het formulier ter plekke maakt en open laat staan op het digibord kun je de inzendingen in een diagram (reacties bekijken - overzicht) zichtbaar maken. Uiteindelijk maakt Google van het formulier echter altijd een spreadsheet, waar je dan natuurlijk wel weer een mooie presentatie van zou kunnen maken. Google-formulieren is eigenlijk vooral handig om bijvoorbeeld een les te evalueren of een opdracht te geven waarbij leerlingen niet zelf de uitkomsten hoeven te zien.

Er zijn ook online tools als Soapbox en Socrative. Beide tools werken met online-ruimtes waarbinnen een klas vragen kan beantwoorden en waarbinnen digitaal gestemd kan worden. Binnen vszutphen kunnen wij - denk ik - echter uitstekend uit de voeten met Google-formulieren en interne mail. Alle mogelijkheden voor feedback zitten hierin, daarvoor hoef je geen andere tools te zoeken. Wel vind je in de twee bovengenoemde online tools de mogelijkheid om real-time te stemmen, maar juist daarvoor zou ik een andere, veel simpeler tool aanraden: Mentimeter. 


Met Mentimeter kun je meningen en ervaringen peilen van je klas, anoniem. Je hoeft je niet eens te registreren om één vraag te stellen waarop de klas via een site en een nummer kan antwoorden. Vanaf elke pc kan slechts één keer antwoord worden gegeven, een tweede keer wordt geweigerd. Je ziet op het digibord de grafiek veranderen, totdat iedereen de vraag beantwoord heeft. Een mooie manier om gevoelige onderwerpen in te leiden. Als je je als docent gratis registreert kun je meerdere vragen (series) vastleggen bij Mentimeter.

Op Hogescholen en Universiteiten wordt de smartphone en tablet meer en meer ingezet om studenten actief te betrekken bij het college. Zelf een mening vormen is effectiever dan alleen luisteren. Een mening vormen en deze kenbaar maken kan via stemmen in de les. Het houdt ook de aandacht langer vast, die na lange tijd luisteren en stilzitten verslapt. Dit wordt gesteld in het rapport Stemmen in de les. Het hoe en waarom van het onderwijscentrum Vrije Universiteit. Het rapport geeft je duidelijke informatie waarom het belangrijk kan zijn om je leerlingen/studenten op deze wijze te betrekken bij de les. Lees daarvoor ook het meer recente Reactiecollege: intensivering van het onderwijs in grote colleges van Koos Winnips van de Rijksuniversiteit Groningen.

vrijdag 14 september 2012

TimeMaps

Ik weet niet meer hoe, maar ik kwam onlangs terecht op het weblog Web 2.0 tools en onderwijs, een blog van een docent aardrijkskunde. Daar werd ik geattendeerd op een prachtige TimeMap van Berlijn. Je kunt hier historische kaarten uit de jaren 1869 (Bismarck tijdperk), 1893 (industrialisatie), 1926 (uitbreiding stad met omliggende dorpen en ‘suburbs’) en 1957 (tijdperk van Koude Oorlog) als overlay bovenop een recente Bing-satellietfoto van Berlijn leggen. Geweldig. Laat alsjeblieft meer opdrachtgevers dit voorbeeld volgen, zodat het aantal kaarten toeneemt.
Minder spectaculair, maar wel ontstaan vanuit een zelfde idee is de online atlas van TimeMaps. In de gratis versie kun je al heel veel kaarten laten zien. Van de wereldkaart kun je doorklikken naar gebiedskaarten. Vervolgens is onder elke kaart een tijdlijn met enkele punten gesitueerd. Volledige tijdlijnen kun je kopen, maar het is wel allemaal Engelstalig.
Mapping History heb ik al eens eerder onder jullie aandacht gebracht. Ook hier kun je (historisch) kaartmateriaal door de tijd heen manipuleren middels een tijdbalk. En als ik dan eenmaal bezig ben dan ga ik natuurlijk verder zoeken en … Er is meer: World.Ology met bijvoorbeeld interactieve kaarten over de wereldoorlogen en … hier ben ik even gestopt. 



Wel kwam ik al zoekend naar meer verbindingen van tijdlijnen met kaartmateriaal op het volgende: gratis downloads van Globalmania en Map Treck. Dit zijn twee e-books met gratis kaartmateriaal en instructies voor het bespreken van werelddelen in de klas.

dinsdag 11 september 2012

Alles over de Nederlandse taal

De Wereld Van De Nederlandse Taal (DWVDNT) is de jongerenwebsite van de Nederlandse Taalunie. De site is opgezet als een spoornet. Reis mee van station naar station om meer te weten te komen over de wondere wereld van woorden, taalkunstenaars, het Nederlands als wereldtaal, dialecten of de geschiedenis van het Nederlands. Voor diepgravende informatie is er het Kennisstation. Wanneer werd bijvoorbeeld de eerste Nederlandse Ridderroman geschreven en door wie? Wat is de link van de Nederlandse taal met het Bahasa Indonesia? Misschien ga je in Groningen wonen en wil je een cursus Gronings volgen? Op de site kun je ook de boekenzoekerwidget downloaden en vullen met je eigen inhoud voor je site of blog. Een leuke opdracht!


De talenquiz is een onderdeel van De Taalstudio. Als je je als docent abonneert krijg je elke maand een nieuwe quiz + antwoorden. Het archief van de Talenquiz vind je hier. Verder is er over het thema taal ook nog Alles over taal, de taalsite van ThiemeMeulenhoff voor leerlingen en docenten Nederlands. Op de site vind je actuele lesbrieven met taalopdrachten. Van Taaluniversum (net als DWVDNT van de Nederlandse Taalunie) is er de Leermiddelengids Nederlands.

Geheel aansluitend op dit digitale geweld aandacht voor het boekje Wat zeg je? van Jenny van der Toorn-Schutte. Het is te leen in de Mediatheek. Het boekje - dat overigens niets met bovengenoemde sites heeft te maken - staat boordevol leuke wetenswaardigheden over taal en behandelt weer heel andere onderwerpen. Hier komen onderwerpen aan bod als: Hoe praten dove mensen? Verder worden taalspelletjes en geheimtaal behandelt en wordt de vraag gesteld of dieren ook praten. Wat zeg je? richt zich vooral op de middenbouwleerling. Verder nog in de Mediatheek: Het Taalboek van de eeuw met de kleurrijkste taalfeiten uit de twintigste eeuw en de Taalalmanak met vijftig leuke en leerzame artikelen over taal. Genoeg materiaal dus voor een boeiende les. Op de hoogte blijven? Volg het station weblog van DWVDNT. Leerlingen die gegrepen zijn door taal kunnen zich trouwens melden als redactielid van DWVDNT.

donderdag 6 september 2012

Inspiratiebron ... Of toch Social Media Stress?

Zette ik jullie in mijn vorige blog nog aan tot het omarmen van sociale media en tot het ontdekken van kansen die socale media het onderwijs bieden. Nu moet ik bij het (overvloedig) gebruik van sociale media toch een kanttekening plaatsen, want 24/7 online zijn heeft natuurlijk ook nadelen. We hebben het dan over Social Media Stress (SMS) en FOMO (Fear of Missing Out). Dit najaar start de Nationale Academie voor Media & Maatschappij met een campagne gericht op basis- en middelbare scholen waarmee aandacht wordt gevraagd voor het ontstaan van digitale stress bij kinderen en jongeren, gebaseerd op het veelvuldig gebruik van internet en sociale media. De aanleiding voor deze actie is het door de Academie uitgevoerd onderzoek ‘Jongeren lijden aan Social Media Stress’ uit mei 2012. Eerlijkheidshalve moet ik hier wel aangeven dat dit onderzoek niet overal even goed werd ontvangen (Zie in de Krantenbank: Trouw en NRC). Maar de signalen komen van meerdere kanten zo ook van het blad Newsweek op 9 juli 2012, waarin de resultaten van het eerdere Social Media Stress onderzoek werden bevestigd. Wetenschappers uit de hele wereld geven in het artikel aan dat de negatieve effecten van internet- en mobieltjesgebruik niet langer mogen worden genegeerd, maar dat jongeren begeleiding nodig hebben om de verleidingen van de digitale media te weerstaan en onder controle te krijgen. Wetenschappers uit Noord-Amerika en uit Azië waarschuwen voor het ontstaan van stress, depressies en andere ernstige psychische problemen bij zowel jeugd als volwassenen. Het internet- en mobieltjesgebruik blijkt daarnaast effect te hebben op de ontwikkeling van onze hersenen, in het bijzonder de prefrontale cortex. Deze schijnt te krimpen bij veelvuldig online gedrag.

Studie toont verder aan dat twee uur blootstelling aan een lichtgevend scherm de melatonineaanmaak met ongeveer 22 procent kan doen afnemen. Omdat melatonine het waak-slaapritme beïnvloedt, kan het gebruik van apparaten als tablets en notebooks, met name bij jongeren, voor slaapproblemen zorgen. Het blijkt ook uit onderzoek dat studenten die actiever zijn in de sociale media ook lagere studieresultaten behaalden.

Wees je als docent dan ook bewust van deze effecten. Zeg nu niet: “mooi, dan doe ik dus niets meer met een scherm of mobiel”, maar zoek de middenweg en maak het ook bespreekbaar in de klas. Kijk daarvoor ook eens naar initiatieven als Social Rehab, Stichting Swoeng, en de campagne ik ben offline van de Nationale Academie voor Media en Maatschappij.

dinsdag 4 september 2012

Gratis boek ter inspiratie

“Wil je een project starten met als doel leerlingen mediawijzer te maken? Dan kun je voor een kleine bijdrage aankloppen bij de Stichting MediaMachtig, een initiatief van edublogger Margreet van den Berg van ICT en Onderwijs.” Dit - en veel meer handige sociale media tips - staan te lezen in het Inspiratieboek. Sociale Media op de Basisschool. De leerkracht maakt het verschil. Hoe zet je sociale media met succes in op de (basis)school? Op die vraag geven 21 mensen uit het basisonderwijs (19 Nederlanders, 2 Vlamingen) antwoord in deze uitgave van Mijn Kind Online. Het e-Book behandelt alleen het basisonderwijs en de aan te vragen bijdrage bij Mediamachtig geldt dus ook alleen voor het basisonderwijs. Voor subsidie binnen het VO wil ik jullie wijzen op de Regelingen van Kennisnet. Ik wil dit e-Book echter niet zo zeer onder jullie aandacht brengen om financiering te genereren, maar om jullie ideeën op te laten doen. Hoe benut je Twitter, Hyves en Facebook doeltreffend in de klas? Wat zijn de mogelijkheden om je school via sociale media op de kaart te zetten? Hoe werken QR-codes? Misschien kom je gaandeweg op frisse gedachten en op allerlei zijsporen. Zo kwam ik terecht bij Onderwijsgek en via de downloadpagina hiervan bij de sommenmaker. Je kunt hier werk- en antwoordbladen maken door zelf een aantal variabelen in te voeren. Heeft niet eens direct met sociale media te maken, maar het lijkt mij toch wel heel handig. De 26 maal 2 tools en lestips waarmee de uitgave eindigt zijn ook voor VO-docenten interessant om te bekijken.

In dit kader is eveneens het initiatief Lente in het onderwijs van belang. Edubloggers Willem Karssenberg, Karin Winters, Paul Laaper, Remco Pijpers en Marcel Kesselring namen het initiatief om alle positieve energie rondom social media hier te mobiliseren en verbinden. Je kunt veel vinden op deze site, maar ik wil hier Gijs Palsrok - docent Engels bij het Veluws College Walterbosch  - als voorbeeld nemen. Hij gebruikt in (en vooral ook buiten) zijn lessen een weblog om zijn leerlingen te informeren over het vak Engels. Ze kunnen daar oefenen en alles vinden over de lessen Engels. Kijk in dit geval ook eens naar het forum Brugklas van zijn blog en zie dat leerlingen inderdaad participeren. Volgens mij een goed voorbeeld voor een talensite binnen ons vszutphen-domein?

Lees ook: Social media en tools in het onderwijs en Social media in het onderwijs 

dinsdag 28 augustus 2012

Verkiezingen 2012

Het begin van het schooljaar valt midden in de nationale verkiezingskoorts. Goed om er in de klas aandacht aan te besteden. Je kunt daarvoor natuurlijk in de klas de Stemwijzer gebruiken of  - beter nog - de Jongerenkieswijzer waarin vooral het onderwijs, de arbeidsmarkt en andere jongerenthema’s worden behandeld. Maar je kunt je les ook uitbreiden en inleiden met een speciale Google-pagina waar leerlingen online zoektrends en nieuws kunnen volgen en via Google+ in gesprek kunnen gaan met politici. Die zoektrends zijn overigens gebaseerd op het eigen Insights for Search van Google, dat iedereen in staat stelt om voor iedere zoekterm vast te stellen in welke mate en in welke regio er op wordt gezocht. Google biedt verder op deze pagina vooral een overzicht van links naar het nieuws rond de deelnemende partijen en de belangrijkste verkiezingsthema's - van gezondheidszorg tot werkgelegenheid. Bezoekers van de site kunnen vervolgens op de betreffende nieuwssites het volledige bericht lezen. 
Uit een peiling die Google heeft laten uitvoeren door Peil.nl (Maurice de Hond), onder een groep kiesgerechtigde Nederlanders tussen de 18 en 34 jaar, blijkt dat een kleine meerderheid vindt dat sociale media de politiek dichter bij kan brengen. Zo is 50% van deze groep van mening dat sociale media een meerwaarde zijn ten aanzien van de komende verkiezingen en voor 54% maken sociale media het gemakkelijker om met politici in contact te komen. 31% zegt een of meerdere politici ook te volgen via sociale media. Breng het met je leerlingen in praktijk!

Teleblik biedt ook een grote hoeveelheid bronnen rondom de verkiezingen. Wat betekent democratie? Wie telt de stemmen? Wat doet de Tweede Kamer? Dit zijn enkele vragen die daar met behulp van vele video’s kunnen worden uitgediept. Teleblik biedt tevens de mogelijkheid om zelf montages te laten maken door de leerlingen.

Ook interessant om mee te werken in de klas is De baas van Nederland. Daar kan iedereen namelijk zelf bepalen welke maatregelen er komend jaar door het nieuwe kabinet getroffen moeten worden en kun je dus eigen regeringsbeleid vorm gaan geven. Het programma is bovendien zo gemaakt, dat je eveneens de effecten van je gekozen beleid zichtbaar worden gemaakt. Hebben jouw leerlingen betere oplossingen dan de politici? 



De cijfers van het Centraal Planbureau vind je hier. Voor digibord of beeldscherm is de tijdbalk van Schooltv een aanrader.

dinsdag 21 augustus 2012

Een goed begin is het halve werk

Natuurlijk volledig uitgerust, wellicht zelfs geïnspireerd, in elk geval klaar voor een nieuwe lichting leerlingen die weer een jaar begeleid zullen worden in het moeilijke proces dat adolescentie heet. Vanaf dit ‘punt nul’ vertrekken wij allen in de eerste week van dit nieuwe schooljaar. Uit ervaring weet ik dat er vaak aan het begin van een druk jaar nog wat openheid is voor zaken die steeds zijn blijven liggen in het vorige schooljaar. Iets wat vaak vooruit wordt geschoven is het goed voorbereiden en begeleiden van opdrachten waarbij informatie moet worden gevonden via de computer. Te vaak worden gesloten opdrachten gegeven waarbij alleen naar feiten hoeft te worden gezocht. Wat is de Renaissance? Terwijl juist open opdrachten de leerling uitdagen. De Renaissance is een tijdperk in de geschiedenis; wat is een tijdperk? Wat was de Renaissance? Op welke gebieden had de Renaissance invloed, noem eens wat voorbeelden en zoek daarbij illustraties etcetera. Nog steeds wordt het zoeken op de computer als leuke aanvulling gezien op een les of om een presentatie te maken. Daarom ook hebben leerlingen later in hun loopbaan zo’n moeite met bijvoorbeeld het beoordelen van bronnen voor hun eindwerkstuk. Informatievaardigheden moeten eigenlijk in alle lessen steeds weer aan bod komen.
De nieuwe docenten geef ik in de eerste week een introductie in de Mediatheek en daar zal ik in elk geval vertellen wat wij te bieden hebben aan ingekochte bestanden. Ons standpunt is dat Google en Wikipedia zeker niet zaligmakend zijn, in elk geval niet voor leerlingen in de middenbouw. Als je leerlingen echt wil laten zoeken naar feiten kun je beter de Studie Winkler Prins online gebruiken (alleen op school in de Mediatheek). Daar staan voor alle vakken eigenlijk alle feiten op een rij, in makkelijk taalgebruik en toegesneden op de eerste jaren van het voortgezet onderwijs. Gebruik voor het internet meer open vragen, maar begeleid het proces wel. De mediatheekmedewerkers kunnen daar uitstekend bij helpen en de Mediatheek biedt op internet een verzameling internetbronnen- op trefwoord - waarmee het hele curriculum wordt gedekt. Betrek de Mediatheekmedewerkers in elk geval bij je opdrachten om het niveau van de lessen te verhogen. En kijk ook of je in de internetbronnen van de Mediatheek sites kunt vinden die de leerlingen zeker zouden moeten raadplegen.

Informatie zoeken, vinden, beoordelen en verwerken is een vak, een vaardigheid die de leerlingen van docenten (en mediatheekpersoneel) moeten leren. Bekijk ter inspiratie dit online hoorcollege van de Open Universiteit van Saskia Brand-Gruwel - hoogleraar learning sciences - over informatievaardigheden en hoe daarmee om te gaan in het onderwijs.



Gaat het hier voornamelijk over het begrip informatievaardigheden, de term mediawijsheid is breder. De definitie van de Raad voor Cultuur luidt : Mediawijsheid is alle kennis en vaardigheden en de mentaliteit die mensen nodig hebben om bewust, kritisch en actief mee te doen in de wereld van vandaag en morgen, waarin media een bepalende hoofdrol spelen. Daar hoort dus meer bij dan alleen informatievaardigheden. Kennis omtrent sociale media is hier onder meer ook van belang. Hoe mediawijs ben jij? Dit kun je in een online workshop testen op Kennisnet.
De Mediatheek biedt ondersteuning bij de voorbereiding van lessen waarbij mediawijsheid of informatievaardigheden een rol spelen. Maak daarvan gebruik! Ik wens iedereen een goed en inspirerend jaar.