woensdag 23 november 2016

Jongeren en lezen, een Mission Impossible?


“Lees jij echt twintig boeken? Ik vind het zo cool als iemand een boek leest. Waarom? Omdat bijna niemand het meer doet gewoon” (conversatie in de Mediatheek, 8ste klassers (tweede klas regulier onderwijs)

Jongeren lezen steeds minder, en steeds vaker met tegenzin. Dit blijkt onder meer uit onderzoek van de Stichting Marketing Boekenvak. Slechts 21% van de dertien- tot negentienjarigen leest ten minste een dag per week in een boek, krant of tijdschrift. De leestijd is nu echter nog maar 12 minuten per dag gemiddeld voor de groep dertien- tot negentienjarigen (in 2014 was dat nog 26 minuten). (Bron: Leesmonitor) Een andere bron, Media:Tijd Rapport (NOM, SCP etc.), noteerde in 2015 trouwens voor deze groep al slechts 11 minuten per dag!
We moeten ons dus realiseren dat een grote groep jongeren vrijwel nooit meer leest. (zie ook: Literatour 2016) Ook andere onderzoeken bevestigen dit. “Bij alle soorten gedrukte media zegt minstens de helft van de respondenten dat ze die nooit gebruiken. Vooral kranten en huis-aan-huis bladen worden maar mondjesmaat gelezen. Stripboeken en fictie (romans), en in iets mindere mate tijdschriften en non-fictie boeken, worden door ongeveer 1 op de 3 jongeren maandelijks, wekelijks of dagelijks gebruikt.” (Bron: Monitor Jeugd en media 2015) Hoe het in vergelijking met andere landen is gesteld met het leesgedrag van de hele Nederlandse bevolking heeft het SCP onderzocht. Het SCP stelt dat - ondanks de dalende trends in het leesgedrag in Nederland - ons land nog wel hoger scoort dan de meeste andere Europese landen.
Over het algemeen genomen gaan leerlingen vanaf een jaar of tien lezen steeds minder leuk vinden. Aan het begin van de basisschool worden kinderen blij van boeken en hebben zij een positieve leesattitude, op vijftienjarige leeftijd is die teruggevallen tot neutraal. Gelukkig kan de school invloed uitoefenen: 62 % van de verschillen in leesprestaties van vijftienjarigen laat zich verklaren door verschillen tussen middelbare scholen, aldus Literatour 2016.

In de MOOC Pubers en Young Adults van Cubis - die ik onlangs volgde - duiken we in het brein van jongeren van 12 tot 18 jaar. Hier wordt uitgelegd wat jongeren bezighoudt, toegespitst - in ons geval - op leesgedrag. (Voorbeeld van dag 2 van de MOOC)
Wim Meeus is hoogleraar Adolescentie bij de afdeling Jeugd & Gezin aan de Universiteit Utrecht. Hij ziet de adolescentie als levensfase die duurt van het twaalfde tot het vierentwintigste levensjaar. Meeus signaleerde een drietal ontwikkelingsfenomenen die zich voordoen tijdens de adolescentie. De sociale cognitie neemt toe, het zelfbeeld en de identiteit van de adolescent ontwikkelen zich en de relatie met ouders en leeftijdsgenoten verandert aanzienlijk.
Je leert, aldus Meeus, eerst steeds beter nadenken over jezelf. Kinderen gaan zich bijvoorbeeld beseffen dat niet alle kinderen hetzelfde leuk vinden, ze gaan langzaam ontdekken dat er meerdere perspectieven op hetzelfde onderwerp mogelijk zijn, ‘perspectief differentiatie’ (vijf tot negen jaar). De tweede ontwikkeling ‘perspectief nemen’ ontstaat tussen het zevende en twaalfde levensjaar. Tijdens deze fase weet een kind dat er verschillende visies mogelijk zijn en ontstaat de vraag hoe anderen over iets denken. Ze zijn meer en meer in staat om in het hoofd van de ander te kruipen. Hierop volgt, rond het dertiende of veertiende jaar, de ontwikkeling van de ‘perspectief coördinatie’. Dit is het vermogen om meerdere perspectieven tegelijk te kunnen zien, oftewel in meerdere hoofden tegelijkertijd te kruipen en deze perspectieven met elkaar te kunnen combineren. Deze vaardigheid heb je nodig om een roman of een artikel te kunnen lezen. Je moet namelijk kunnen begrijpen wat verschillende partijen van iets vinden, om tot een beter begrip te kunnen komen.
‘Perspectief coördinatie’ is dus een voorwaarde voor lezen. Een tweede belangrijke voorwaarde is reflexiviteit, het gebied van ‘zelfbeeld en identiteit’.Die neemt ook met de jaren toe. Jongeren denken meer na over zichzelf en over zichzelf in de context van de eigen omgeving. Ze nemen een eigen identiteit aan. Volgens Meeus is ook dit een gunstige conditie voor het leesgedrag. Ongunstig voor het leesgedrag is het feit dat adolescenten steeds meer tijd buitenshuis doorbrengen en daarmee zijn ze vaker buiten het gezichtsveld van de ouders.

Samenvattend: de ontwikkelingen in de adolescentie hebben dus invloed op het leesgedrag van jongeren. De toenemende sociale cognitie en de identiteitsvorming wijzen op een groeiende leescapaciteit. De veranderende verhoudingen met ouders (minder) en leeftijdsgenoten (meer) daarentegen kunnen een oorzaak zijn voor een afname van lezen. Deze ontwikkelingspatronen zijn echter een universeel gegeven, deze waren dertig jaar geleden eigenlijk niet anders dan nu. Daarin moet de verklaring voor een afname in leesgedrag onder jongeren dus niet gezocht worden. Meeus concludeert dat deze dan moet liggen in het feit dat de adolescentie als levensfase erg veranderd is ten opzichte van enkele decennia geleden.
Allereerst is deze langer geworden. De schoolperiode duurt langer, jeugdcultuur begint een aantal jaren eerder en de periode van relatievorming duurde in 1990 al zeven jaar langer dan in 1950. Gezinsverdunning en het feit dat Nederlanders steeds rijker zijn geworden spelen ook een rol in de verandering van de adolescentenperiode als levensfase. Jongeren hebben tegenwoordig steeds meer te besteden. De jeugdcultuur is een jeugdmarkt geworden. Mede door die jeugdmarkt van tegenwoordig hebben jongeren minder vrije tijd dan jaren geleden. Tellegen spreekt in de congresbundel Lezen en leesgedrag van adolescenten en jongvolwassenen van toenemende verplichtingen. Deze verplichtingen omvatten niet alleen verplichtingen van school en huiswerk maar ook de verplichtingen van het sociale leven. Hiermee wordt gedoeld op de omgang met leeftijdsgenoten en de noodzaak zelf geld te verdienen om aan de eisen van het sociale leven te voldoen. Wat pubers bezig houdt is trouwens meesterlijk door Paul Bühre, zelf een (Duitse) tiener, vastgelegd in Puber Leaks.



Lezen moet volgens Meeus, in een artikel in diezelfde congresbundel, concurreren met veel andere interessante activiteiten. Hij onderscheidt zes vrijetijdsactiviteiten: lezen, elektronische media, sociale contacten thuis, uitgaan, sport en mobiliteit. Lezen is door de jaren heen naar de laatste plaats gedaald. Tellegen noemt als oorzaak de toenemende bewegingsvrijheid. In haar onderzoek concludeert zij ook dat sinds de komst van games de neiging tot geboeid lezen, tot lezen voor een goed humeur en tot spontaan leesgedrag systematisch afneemt. Dit geldt met name bij jongens.
Dion, Jet, Qin en Joep in een interview voor De Correspondent: ‘Lezen lukt tijdens een schoolweek maar moeilijk’, zegt Dion. Als hij na schooltijd wil ontspannen, spreekt hij liever af met vrienden of kijkt hij een serie. Jet en Qin zijn het met hem eens. Qin: ‘Vroeger had je alleen boeken om je mee te vermaken, nu is de verhouding heel anders. Er zijn prikkels bijgekomen.’ Joep kan dat beamen. Als hij een boek leest dan zet hij zijn telefoon op stil en legt hij die ver bij zich vandaan. Dat het niet eenvoudig is je op een boek te concentreren terwijl je constant nieuwe appberichten binnenkrijgt, daar zijn de drie het wel over eens. ‘Om de twee seconden een berichtje, dat werkt niet’, weet Joep.
Er is ook nog een andere reden voor de afname in leesgedrag. En dat is de abrupte overgang van jeugdliteratuur naar volwassenenliteratuur. Er bestaat nog steeds een grens tussen beide soorten literatuur. Deze wordt in stand gehouden door scholen, boekhandels, bibliotheken en andere instituties zoals uitgeverijen en media. In het debat zijn de meningen over het huidige literatuuronderwijs verdeeld. In het huidige literatuuronderwijs staan veel leraren niet open voor adolescentenliteratuur. Een gotspe volgens anderen. Linda Ackermans betoogt in het Handboek Literatuuronderwijs dat jongeren lang niet altijd Young Adult literatuur mogen lezen en dat docenten ook lang niet altijd op de hoogte zijn van de ontwikkelingen in dit genre.
Bedenk dat: 

  • Lezen wordt door jongeren niet gezien als een activiteit die hen helpt leeftijdsspecifieke behoeften te vervullen. Behoeften die in de adolescentenperiode belangrijk zijn, is het horen bij een groep en onafhankelijk worden; 
  • Het verplichte lezen in het literatuuronderwijs wordt door jongeren als schadelijk voor het leesplezier ervaren. Veel jongeren hebben moeite met de overstap van jeugdboeken naar complexere literatuur die ze voor school moeten lezen; 
  • Te weinig aansprekende boeken voor adolescenten. De adolescentenroman zou hiervoor een oplossing kunnen zijn. (Bron: Youth Culture
Wat lezen jongeren dan wel?
In Becoming a Reader, the Experience of Fiction from Childhood to Adulthood zet J.A. Appleyard zijn interpretatie van het proces van een kindlezer tot een ervaren volwassenlezer uiteen. Hij onderscheid daarbij vijf verschillende rollen. Jonger dan zeven jaar ziet hij de lezer als ‘speler’ en van het zevende tot het twaalfde levensjaar als ’held’. Voor ons is vooral de lezer als ’denker’ interessant want deze periode valt in de middelbare schoolleeftijd. Vanaf achttien jaar neemt de lezer de rol van ‘kritisch lezer’ op zich. De volwassen lezer tenslotte noemt Appleyard de ‘pragmatische lezer’, deze lezer kan op verschillende manieren lezen, aansluitend op voorgaande rollen.
Van dertien tot zeventien jaar ontwikkelt de lezer zich dus volgens Appleyard als denker, daarna als kritisch lezer. (Denk ook aan onze 7 jaren cycli: ‘de Denker’ van 14 tot 21 jaar). De lezer begint de betekenis van het leven, waarden en normen, doelen, ideologieën en authentieke rolmodellen te zoeken in verhalen. Volgens Appleyard stelt de lezer als denker drie eisen aan het lezen:

  • Ze moeten zich kunnen identificeren met de karakters; 
  • het realismegehalte moet hoog zijn; 
  • en de tekst moet hen aan het denken zetten. 
Adolescenten voelen zich dus het meest verbonden met karakters in adolescentenromans die aansluiten bij hun pas ontdekte gevoel van complexiteit. Ook realisme is een eigenschap waar adolescentenliteratuur op beoordelen, of iets ‘echt gebeurd zou kunnen zijn’. Een gehanteerde term is Life writing en dat is een vorm van literatuur waarin de ontwikkelingen, herinneringen en ervaringen van iemand worden beschreven. Dit kan verschillende vormen aannemen; autobiografieën, biografieën, memoires, dagboeken, brieven, getuigenissen, persoonlijke essays en recenter blogs en e-mails.
Er bestaan verschillende namen om een roman voor jongvolwassenen te duiden. Lange tijd stonden deze romans in Nederland bekend als crossover literatuur. Bildungsroman of een coming-of-age verhaal zijn wat bredere termen hiervoor, die voornamelijk doelen op het proces van volwassenwording van de hoofdpersoon. Wat recenter is het begrip Young Adult, dat is overgewaaid uit Amerika. Aiden Chambers is één van de grondleggers van de moderne adolescentenliteratuur. Vanaf de jaren tachtig verschenen er verschillende adolescentenromans van zijn hand. Thema’s in zijn werk zijn volwassenwording en identiteitsvorming.



De (auto)biografie was lange tijd een weinig populair genre onder jongeren. Opvallend is dat dit het laatste jaar aan het veranderen is. Dit is, volgens de MOOC over pubers, vooral het gevolg van het verschijnen van de autobiografische werken van vloggers als Dan Howell en Phil Lester, Tyler Oakley, Connor Franta, Marcus Butler en natuurlijk onze eigen Enzo Knol. Je kunt daar wat minnetjes overdenken, maar zelfs de groten der aarde erkennen hun invloed.



Een tijdloos populair genre binnen de Young Adult literatuur is het dagboek. De laatste jaren zijn er verschillende dagboeken gepubliceerd. Denk aan; Dit is geen dagboek (Erna Sassen), Het leven van een loser (Jeff Kinney), Het geheime dagboek van Adrian Mole 13 ¾ jaar (Sue Townsend) etc. Zie voor meer (fictionele) dagboeken de lijst op Goodreads en Pinterest.
Opvallend is ook dat enkele donkere thema’s in grote mate aanwezig zijn in de adolescentenliteratuur. Onderwerpen als ziekte, dood, mentale zwakzinnigheid, heftige ongelukken, moord en andere gewelddadige misdrijven blijken erg populair onder adolescenten. Voor de eeuwwisseling voerde toch vooral realisme de grootste aantrekkingskracht uit op jongeren. Ze verwachten ook van literatuur dat deze hun wensen en fantasieën belichaamt, en ook de donkere kanten van het leven en de begrenzingen aan hun idealisme moeten worden gerepresenteerd.
Sinds het ongekende succes van Harry Potter is trouwens ook het fantasy-genre niet meer weg te denken uit de adolescentenliteratuur. Paranormaal en sciencefiction volgden. Of deze hype blijvend is, of weer een langzame dood sterft is nog niet duidelijk. Het betreft hier ook voornamelijk buitenlandse literatuur. Nederlandse schrijvers richten zich met name op probleemboeken, historische fictie, liefdesverhalen, thrillers en waargebeurde verhalen.
Maar, vertaald of niet, Jongeren lezen hun favoriete boeken ook steeds vaker in het Engels. Boekverkopers constateren het, uitgevers merken het, iedereen weet het. Dat geldt zeker voor de fans van John Green, het boegbeeld van de Young Adult-literatuur.
Het probleem binnen het onderwijs is, naast het voorbehoud dat docenten hebben ten opzichte van de adolescentenroman, dat docenten geen tijd hebben om bij te houden welke nieuwe jeugdboeken en daardoor vaak de Young Adult boeken niet kennen.(Bron: Youth Culture)

Hoe krijgen of houden we jongeren aan het lezen?
Boven gaf ik al aan dat volgens Literatour 2016 62 % van de verschillen in leesprestaties van vijftienjarigen laat zich verklaren door verschillen tussen middelbare scholen. Johannes Visser, leraar Nederlands aan het Zaanlands Museum, schrijft in De Correspondent over zijn persoonlijke visie op lezen en hoe jongeren te interesseren. Op het Zaanlands is er De Boekenclub. Deze club waarin nu ruim honderd bovenbouwleerlingen, havo en vwo, zitten ontvangt en interviewt schrijvers en houdt eens per jaar een literair kampeerweekend. “De leerlingen die aan alle drie de boekenclubs hebben meegedaan, kamperen dan drie dagen met elkaar in de Noord-Hollandse duinen. In die dagen lezen ze verhalen, krijgen ze schrijfles en wordt er, uiteraard, literair gebarbecued en literair gebadmintond.” Ik laat het aan jullie fantasie over hoe dat er dan mag uitzien.
Visser vervolgt: “De Boekenclub is mijn manier om leerlingen te interesseren voor literatuur. Ik wil hen laten zien dat er buiten het boek een hele wereld is die het lezen van literatuur interessant kan maken. Dat de schrijver een mens van vlees en bloed is die met knikkende knieën de eerste recensies afwacht. Dat hetzelfde verhaal door een schrijver op papier anders verteld wordt dan door een regisseur op het toneel. Dat er een wetenschap is die zich bezighoudt met de analyse van romans. Dat je met vrienden kan praten over boeken en dat je zo je eigen denken kunt scherpen. Bottomline: dat literatuur niet stoffig hoeft te zijn.”
Jet, een leerling van de Boekenclub: “Het is niet alsof je een nerd bent als je leest, maar het is ook een beetje raar als je in de pauze een boek uit je tas pakt en in een hoekje gaat zitten lezen.” Ze is niet de enige uit haar klas die bij De Boekenclub zit. “Al mijn vriendinnen zitten erbij.”
“Hoewel docenten hard hun best doen leerlingen tijdens het schooljaar aan het lezen te krijgen, leent het onderwijs zich slecht voor het lezen van een boek. Altijd is er huiswerk dat voor morgen gemaakt moet worden, altijd is er een toets op komst. Je kunt van leerlingen niet verwachten dat ze in een week een roman uitlezen, want ze hebben vaak nog elf andere vakken. Iedere week twintig bladzijden lezen is ook geen bevredigende oplossing, want zo komt een leerling nooit echt lekker in een boek.” Visser creëert dus ruimte om te lezen in het curriculum.
“Toch lezen de leerlingen niet alleen maar ter vermaak en ontspanning, al is het maar omdat het vwo-curriculum voorschrijft dat leerlingen twaalf boeken lezen, waarvan ten minste drie die voor 1880 geschreven zijn. Op mijn school moeten leerlingen zestien boeken lezen, waarvan twee uit de periode 1875-1914, twee uit het interbellum, vier naoorlogse romans tot 1970 en zes recentere werken. Ik snap wel dat leerlingen worstelen met historische letterkunde. Het is voor een leerling van 15/16 jaar niet gemakkelijk om die ‘oude boeken’ op waarde te schatten. Het taalgebruik is niet alleen ingewikkelder, er is ook kennis van literaire begrippen en (literair-)historische context voor nodig. Die kennis ontbreekt vaak, al is dat leerlingen niet kwalijk te nemen. Het curriculum zit overvol en tijd om op één periode dieper in te gaan, is er vaak niet. Laat staan dat er ruimte is om stil te staan bij de literaire, algemeen-historische en literair-historische context, en dan ook nog het boek te lezen. Een deel van de leerlingen in de hoogste klassen heeft niet eens geschiedenis in zijn vakkenpakket, waarom zou literatuurgeschiedenis voor hen dan wel een verplicht onderdeel moeten zijn”, aldus Visser.
Hij vervolgt: “Ik ben in dubio. Ik vind dat een leerling, zeker op het vwo, best eens iets van Mulisch, Hermans of Reve mag lezen (Het behouden huis en De donkere kamer van Damokles zitten overigens in het verplichte lesprogramma op mijn school), maar wat vaak wordt vergeten is dat wat voor oudere generaties de belangrijkste moderne letterkunde is geweest, voor leerlingen inmiddels historische letterkunde is. Uiteindelijk gaat het mij er namelijk om dat leerlingen hun eigen literaire smaak ontwikkelen.”
Maar hoe beoordeel je dan of een boek voldoet aan de niveau eisen. Miriam Peters, docente Nederlands op het Marnix Gymnasium suggereert in Literatour 2016 om uit te gaan van de zes niveaus van literaire competentie van lezenvoordelijst.nl. Het zou nu mooi zijn als deze classificatie van uitgever tot lezer zou worden doorgevoerd. Iets wat nu nog niet het geval is.
Ook bij haar staat voorop dat je leerlingen toch vooral aan het lezen wil krijgen. Zij zou dat dan willen doen volgens een individuele, doorlopende leerlijn, gebaseerd op de niveaus van lezenvoordelijst. Dat zou ook goed zijn om een andere reden, want tieners hebben ook moeite met de naam die zij als lezende doelgroep kregen toegewezen. Het begrip Young Adult wordt door veel jongeren als een kinderachtige term ervaren. Naarmate ze ouder worden vinden ze de term minder van toepassing op zichzelf. (Bron: MOOC)
De jonge lezer heeft hulp nodig om een boek te kiezen dat past bij zijn interesses en niveau en hij moet begeleidt worden in het reflecteren op wat hij gelezen heeft, aldus Linda Ackermans in het 
Handboek Literatuuronderwijs. Wij, het onderwijs, moeten leerlingen niet dwingen, maar verleiden.

"Leesvaardigheid is fundamenteel voor succes op school en arbeidsmarkt. Internationale studies laten zien dat Nederlandse leerlingen meestal bovengemiddeld presteren op leesvaardigheid, maar qua leesmotivatie beduidend onder het internationale gemiddelde scoren. Deze motivatieproblemen werden recent onderstreept door de Onderwijsinspectie, die bovendien constateerde dat scholen doorgaans te weinig effectieve aandacht schenken aan leesplezier.", aldus het onderzoeksverslag Bevordering van leesmotivatie.
Je zou daarbij ook nog veel meer gebruik kunnen maken van sociale media. Een idee zou kunnen zijn om het fenomeen Booktube te gebruiken. Voor ideeën vind je hier bijvoorbeeld enkele Booktubers en ook hier, maar op YouTube kun je er zelf nog veel meer vinden. Zo ook een How to Booktube. Eerder schreef ik trouwens al uitgebreid over het gebruik van sociale media bij het bevorderen van lezen.
En ..., als de MOOC’s van Cubis weer van start gaan, volg dan eens de MOOC over Pubers.

Zie ook: LeesmonitorallesoverjongerenVeel scholieren lezen voor hun plezierStichting LezenLeesverschillen tussen jongens en meisjes, Leesbevordering in de klas en CNN