vrijdag 22 december 2017

Bekijk het van alle kanten

Loop er met aandacht omheen, bekijk het van alle kanten, maar stap er niet in. Behandel het kortom als een enorme kwal op het strand
Ernst Kossmann over het vraagstuk van de nationale identiteit

Wat is er toch aan de hand in ons land? De Nederlandse driekleur pronkt sind kort fier in de Tweede Kamer en leerkracht Mink de Vries van het Agnietencollege in Nieuwleusen wil leerlingen door middel van het Wilhelmus “trotser en zelfbewuster” in het leven laten staan. (Bron: De Stentor, 24-10-2017) Blijkbaar mankeert er dus iets aan onze nationale trots en ons zelfbewustzijn?
Het is ook geen geheim dat bijvoorbeeld CDA-leider Sybrand Buma al langer wil dat schoolkinderen verplicht worden om staand het Wilhelmus te zingen maar dat voorstel haalt het (voorlopig) nog niet. In plaats daarvan komen er onder het nieuwe kabinet wel verplichte lessen over het Wilhelmus als onderdeel van het ontwikkelen van een Nederlandse identiteit. En daar hebben we het dan, het gaat over onze Nederlandse identiteit. We moeten dus trots zijn of worden op Nederland! En dat gaan we doen door onder meer aandacht te besteden aan ons volkslied.

Scholen gaan dus les geven over het Wilhelmus, 'inclusief de historische context ervan'. Eerder genoemde leerkracht De Vries is er - zo blijkt - in elk geval klaar voor. Verder moet volgens het nieuwe kabinet iedere leerling in zijn schooltijd een keer naar het Rijksmuseum en naar 'ons parlement'. Volgens Minister Van Engelshoven van Cultuur hoeft dit echter ook weer niet zo letterlijk te worden opgevat. ‘Ik zeg hier nadrukkelijk dat scholen vrij zijn om op dat aanbod in te gaan. Het is geen verplichting, maar een mogelijkheid’, zo citeert de NOS haar. Scholen mogen trouwens ook naar andere musea en hoeven dus niet perse naar het Rijksmuseum. En ook met de komst naar het Binnenhof zal het niet zo’n vaart lopen. ProDemos organiseert de rondleidingen waarbij kinderen een kijkje krijgen in de Eerste en Tweede Kamer en met een beetje geluk een minister kunnen spreken. Dit jaar zal de organisatie zo’n 92.000 kinderen uit het hele land rondleiden over het Binnenhof. Als straks alle schoolkinderen een keer een bezoek brengen, betekent dat een verdubbeling van het aantal kinderen, dus ook dit voornemen vergt ook nog wel enige organisatie. (Bron: RTLnieuws)
Het is ook nog de vraag hoe de burgerschapsvorming in het curriculum wordt ingevuld. Het nieuwe kabinet trekt 80 miljoen euro extra uit voor activiteiten in het kader van cultuur (- en historisch democratisch bewustzijn). Opvallend genoeg worden die plannen in het akkoord niet onder de onderwijs- maar onder de cultuurparagraaf geschaard. (Bron: Scienceguide)

De scholen moeten hun leerlingen in elk geval op een positieve manier gaan bijspijkeren over de Nederlandse identiteit, dat is het idee. En hier begeven we ons op glad ijs, want wat is nou eigenlijk die Nederlandse identiteit in een tijd van verregaande globalisering? Kennis van de eigen geschiedenis is cruciaal, maar mag er dan ook kritisch naar die eigen geschiedenis worden gekeken?
De kennis van de Nederlandse geschiedenis en het Wilhelmus bieden volgens partijleider Buma houvast in verwarrende tijden. Ik hoop trouwens niet dat die verwarrende tijden in de ogen van Buma te maken hebben met de instroom van migranten die onze Nederlandse identiteit zouden kunnen bedreigen, maar het zou zomaar kunnen. In het regeerakkoord staat verder dat er meer geld besteed moet worden voor het uitdragen van de Nederlandse volkscultuur. In een artikel van de NOS stelt Hoogleraar volkscultuur Gerard Rooijakkers dat dat alleen een goed idee is als naast de klompenmaker en oud-Hollandse klederdracht ook de contributies van migranten aan onze samenleving worden meegenomen. Onze nationale identiteit is aan het veranderen. Leuk of niet, het is een feit.

In het Openluchtmuseum Arnhem staat daarom de hele Nederlandse geschiedenis centraal. Je vindt hier de zogenaamde Canon-presentatie, waarin bezoekers een reis maken door de vaderlandse geschiedenis. Volgens directeur Willem van Bijleveld van het Openluchtmuseum gaat het hier niet om het 'vangen' van de Nederlandse identiteit. Dat is volgens hem onmogelijk. "Identiteit verschuift steeds en dat proberen we hier juist te laten zien." Juist daarom is in het museum steeds meer te zien van de multiculturele samenleving als onderdeel van Nederlandse tradities. Zo is er in de canon ook een Nederlandse Koran opgenomen. Schoolklassen die het Openluchtmuseum in december bezoeken krijgen daar niet alleen meer te weten over Sinterklaas, maar ook over het Suikerfeest en de Ramadan. Dat lijkt me een heel goed initiatief en ook een heel interessant alternatief voor het Rijksmuseum. (Bron: NOS)

Maar goed, het Wilhelmus dan. Het Wilhelmus is rond 1570 als geuzenlied geschreven door vermoedelijk Marnix van St. Aldegonde, maar daarover bestaat nog steeds discussie. Zelfs met hulp van de computer is gezocht naar de auteur. Het werd pas in 1932 het Nederlandse volkslied. Voor die tijd was Wien Neêrlands bloed het volkslied. Het was lang gewoon dat kinderen op school het Wilhelmus leerden zingen en uitleg kregen over de tekst. "Het gebeurt op een aantal scholen ook nog steeds'', zegt een woordvoerder van de Vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs Verus. Verus vertegenwoordigt meer dan de helft van alle basisscholen in het land. Uit een onderzoek op christelijke scholen bleek enkele jaren geleden dat 89 procent van de scholen vindt dat kinderen het Wilhelmus moeten kennen als ze naar het middelbaar onderwijs gaan. De tekst is volgens de meesten ook prima. (Bron: Nationale Onderwijsgids)
Dat was echter niet altijd zo. Er ontstond al commotie volgens historicus Paul van der Steen in het boek Ware grootheid, Schamele kleinte nadat het Wilhelmus was aangenomen als het officiële volkslied. Vanuit het onderwijs kwamen bezwaren. Kinderen konden de tekst van het lied wel instuderen, begrijpen deden ze het niet. Een deel van de katholieke pers had bezwaren tegen het lied en sprak van ‘verkapt Geuzenonderwijs’ doelend op het antipapisme: “Het Wilhelmus is een doelbewuste leugen en daarom dient het op onze scholen geweerd te worden, ook als ons volkslied. Zoolang wij geen beter volkslied hebben, zullen we er geen zingen.” En ook socialisten, veelal antimonarchisten, moesten aanvankelijk niets van het Wilhelmus hebben. Volgens Van der Steen zorgde de Tweede Wereldoorlog er uiteindelijk voor dat de discussies over de nationale symbolen werden gesmoord. (Bron: Historiek.net en Trouw)
Histoforum heeft een opdracht over deze interessante periode van de invoering van het Wilhelmus. Ook op Schooltv vind je hier en hier materiaal om in de klas te gebruiken en met hulp van de Zangexpres kun je trouwens prachtig oefenen in het zingen van onze nationale hymne.

Het oudste en mooiste volkslied ter wereld is de titel van een uitgave uit 2012 van de hand van Dolf Lok. In onze Mediatheek staat dit boek al enkele jaren in de kast te pronken. Voelden wij de tijdsgeest aan? De auteur in elk geval wel, kunnen we nu met terugwerkende kracht zeggen. In een reeks van korte hoofdstukken worden in deze uitgave allerlei aspecten van het Wilhelmus aan de orde gesteld, wordt de historische situatie behandeld waarbinnen het lied is ontstaan en worden ook opbouw en structuur van het lied besproken.
In de prachtige serie Tekst in context is ook nog uitgegeven Wilhelmus en de anderen Nederlandse liedjes 1500-1700. In 21 liedjes, door Camerata Trajectina opgenomen op CD, maakt de leerling kennis met de Nederlandse cultuur van de zestiende en zeventiende eeuw. Het boek heeft zes thema’s in even zoveel hoofdstukken: oorlog, zeemansleven, religie, liefde, maatschappijkritiek en feestcultuur. Tekst, beeld en geluid brengen de veelzijdige periode tot leven, bijvoorbeeld via het oorlogsgeweld in het Wilhelmus.

De meeste leerlingen in het voortgezet onderwijs zitten in tegenstelling tot het nieuwe kabinet trouwens echt niet te wachten op lessen over het Wilhelmus. Dat blijkt uit een enquête in opdracht van de jongerenwebsite scholieren.com. Ruim 70 procent van de respondenten zegt het volkslied al te kennen. Bijna 20 procent geeft aan het niet mee te kunnen zingen. Op de vraag of lessen over het volkslied een goed idee zijn, antwoorden drie op de tien leerlingen positief. De helft vindt het geen goed idee en geeft aan tijdens eventuele Wilhelmuslessen expres niet te gaan opletten.



Ik zou ook nog om heel andere redenen voor minder enthousiasme willen pleiten. Pas op voor een te grote nostalgische opvatting van de geschiedenis. Iedereen zou toch moeten aanvoelen dat er ondertussen een andere wind waait. Juist nu staan eindelijk veel van onze “historische helden” ter discussie. Voor diegenen onder ons die Roofstaat van Ewald Vanvugt hebben gelezen en een breder historisch besef hebben moet het toch wel heel jammerlijk zijn dat in de onderhandelingen D66 bakzeil heeft gehaald. Deze partij had de wens om schoolkinderen ook onderricht te geven in de wat minder glorieuze aspecten van de geschiedenis die tot op de dag vandaag van invloed zijn op de ‘nationale identiteit’: slavernij en kolonialisme. (Bron: Joop) Gelukkig kunnen we ondertussen toch ook al wel (les)materiaal vinden met een meer kritische insteek, zoals bijvoorbeeld Was Michiel de Ruyter een zeeheld of zeerover? Juist nu moeten we dus geen stap terug gaan zetten naar nationale trots en zelfbewustzijn gevoed door nostalgie.
Of het nu wel of niet over het voeden van een Nederlandse identiteit gaat, historisch besef is voor jongeren cruciaal. Wat heeft het lezen van veel literatuur zin als je je geen enkel beeld van de tijd kunt vormen? Wij zijn trouwens niet het enige land waar jongeren geen enkel historisch besef meer hebben. In 2009 kwam naar aanleiding van een enquête onder 2000 Britse kinderen van 9 tot 15 jaar over de Tweede Wereldoorlog in het nieuws dat 1 op de 20 Britse kinderen denkt dat Hitler bondscoach van het Duitse voetbalelftal was en dat de Holocaust een soort bevrijdingsdag is. De partijen in Nederland zouden jongeren bij hun achttiende verjaardag een algemeen boek willen geven over de vaderlandse geschiedenis, schreef Historiek in september. Lijkt me een goed idee mits er in de uitgave cruciale zaken ter discussie mogen worden gesteld.

Er is trouwens volop lesmateriaal voorradig om ook op school al aandacht te besteden aan de schatten van het Rijksmuseum. Je kunt hiervoor materiaal gebruiken van het Google Cultural Institute. Er is lesmateriaal voor het het Primair Onderwijs en het Voortgezet Onderwijs en ook Schooltv heeft prachtig materiaal voor het digibord. Voor het mbo kun je hier een quest en les downloaden over Toppers van de Gouden Eeuw. Er is ook een quest over eetpatronen in de Gouden Eeuw.
Als je met je leerlingen uiteindelijk het Rijksmuseum bezoekt kun je gebruik maken van de Snapguide op de smartphones van de leerlingen. Ronnie Flex, Mertabi, Teske de Schepper, Jiami Jongejan en Defano Holwijn geven vanaf 5 april rondleidingen in het Rijksmuseum met SnapGuide. SnapGuide is een splinternieuwe gratis onderwijstool die alleen werkt op een smartphone voor leerlingen uit het Voortgezet Onderwijs. Zij leren over de Gouden Eeuw door ‘Snaps’ en ‘challenges’ van de populaire YouTubers en artiesten.



Ook is er genoeg te vinden over onze historische canon. Entoen.nu biedt materiaal en op Yurls.net zijn er wel wat voorbeelden te vinden van hele goede overzichten. Het Klokhuis biedt ook een mooi overzicht en de Canon van Nederland biedt aan de hand van topstukken van verschillende musea een goed in de les te gebruiken overzicht.

Kennis van de geschiedenis is cruciaal en we kunnen alleen maar blij zijn dat dit kabinet juist daar prioriteiten stelt, maar om dat in het kader van nationale identiteit te gieten is om met Kossmann te spreken: “stap er niet in”.

woensdag 25 oktober 2017

Digitale tools als werkvorm

Je hoort bij ons op school nogal eens docenten verzuchten: ik zou best wel eens een digitale tool willen toepassen in mijn les, maar hoe? En welke? Gelukkig komen er steeds meer plaatsen op het internet waar je werkvormen met digitale tools kunt vinden. Deze blogpost richt zich dan ook op docenten die graag hun didactiek willen verrijken met dergelijke digitale instrumenten, maar die het niet altijd even makkelijk vinden om daarmee aan de slag te gaan. Er wordt - als we het over digitale werkvormen en -vaardigheden hebben - vaak een koppeling gemaakt met de 21st century skills. 
Over welke vaardigheden hebben we het dan eigenlijk? SLO (Kennisnet) heeft hierover een themasite ingericht: Het curriculum van de toekomst. Hieronder een schematisch overzicht.




Het betreft - zoals je kunt zien - generieke vaardigheden als samenwerken en probleemoplossen en daaraan te koppelen kennis, inzicht en houdingen die nodig zijn om te functioneren in en bij te dragen aan de toekomstige samenleving. Let hierbij op het woord toekomstig. Patrick KonIng haalt in zijn boek #Mediawijsheid in de klas: samen aan de slag (voormalig) minister Jet Bussemaker aan. Zij stelt dat deze tijd een andere grondhouding vraagt: het gaat erom dat je leert jezelf steeds aan te passen aan veranderende (dus toekomstige) situaties. Om dit aanpassingsvermogen handen en voeten te geven, is het begrip 21ste eeuwse vaardigheden ontwikkeld. (Zie ook: Die goede oude tijd)
Over het belang van aandacht voor die vaardigheden lijkt brede overeenstemming te bestaan. Om leerlingen goed voor te bereiden op de 21ste eeuwse samenleving wordt het belangrijk gevonden de vaardigheden ook een plek te geven in het onderwijs. What’s new aan die vaardigheden, zou je zeggen, dat doe ik al jaren. Nou “nieuw” (voor de meesten van ons in het onderwijs) zijn in elk geval de digitale vaardigheden. De term die hiervoor gebruikt wordt is ‘digitale geletterdheid’. Digitale geletterdheid bestaat uit ICT-(basis)vaardigheden, mediawijsheid, informatievaardigheden en computational thinking. Waarbij computional thinking wordt opgevat als het zodanig (her)formuleren van problemen dat ze met computertechnologie op te lossen zijn. (bron SLO)
SLO heeft verschillende pagina’s waar zij per onderdeel van digitale geletterdheid het leerplankader aangeven. Bij computional thinking gaat dat vrij ver. Behalve algemene vaardigheden als probleem oplossen, zien we hier: “Kan informatie weergeven in relevante grafieken, tabellen, woorden en plaatjes”, maar ook “Kan een computerprogramma schrijven in code”. Dat laatste is zeker voor onze school nog onontgonnen terrein. Bekijk om je hierop verder te oriënteren eens de leerlijn Programmeren voor het basisonderwijs van Wikiwijs. Voor het voortgezet onderwijs is een dergelijke leerlijn er nog niet. In genoemde leerlijn wordt ook verwezen naar een (gratis) online workshop van Kennisnet speciaal ontwikkeld voor leraren getiteld computational thinking. Hierin wordt uitgelegd wat computational thinking is en wat het belang is voor het onderwijs. Specifiek voor het basisonderwijs is er Digileerkracht, een gratis scholing- en supportprogramma op het gebied van computational thinking voor 2000 basisschoolleerkrachten.

Ook kun je bij Kennisnet terecht voor online workshops mediawijsheid en informatievaardigheden. De eerder aangehaalde uitgave #Mediawijsheid in de klas (aanwezig in de Mediatheek) bevat een complete methode mediawijsheid met kant-en-klare opdrachten. Ontdekmedia - waarop ik later nog terugkom - heeft een complete leerlijn Mediawijsheid voor het basisonderwijs ontwikkeld. 
In 2011 heeft een projectgroep antwoord gegeven op de vraag ‘Wat is mediawijsheid en op welke wijze kan gemeten worden hoe mediawijs iemand is?’. Deze projectgroep heeft het startdocument ‘Meten van Mediawijsheid’ opgeleverd. Hierdoor is mediawijsheid meetbaar geworden. Met het ontwikkelde competentiemodel is een verdere versimpeling van de definitie aangebracht tot een model bestaande uit 10 competenties die elk zijn uitgewerkt in 5 algemene niveaus.

In september 2015 ging het Nationaal Media Paspoort van start als de eerste, wetenschappelijk onderbouwde doorlopende leerlijn mediawijsheid/media-empowerment voor het basisonderwijs in Nederland en Vlaanderen. Op veler verzoek is er nu ook een versie van het programma ontwikkeld voor het Voortgezet Onderwijs en zelfs het (V)MBO.
Het Nationaal Media Paspoort voor het Voortgezet Onderwijs bestaat uit 7 lessen of activiteiten, die tussen de 40 en 140 minuten in beslag nemen en dus in een of meerdere lessen behandeld kunnen worden. De 7 thema’s van het programma zijn:

1.Weet wat je ziet
2.Bewaak je identiteit
3.Wat je geeft krijg je terug
4.Houd de klok in de gaten
5.Maak goede keuzes
6.Bescherm je privacy
7.Zorg voor je eigen veiligheid

Bij elke activiteit wordt aangegeven welke VO kerndoelen worden nagestreefd, maar ook welke 21ste eeuwse vaardigheden worden ontwikkeld en welke werkvormen uit het eindadvies Onderwijs 2032 worden toegepast. Het materiaal voor de onderbouw VO, bovenbouw VO en VMBO van het Nationaal Media Paspoort is gratis te downloaden.

Aanvankelijk was de gedachte dat digitale geletterdheid geheel moest worden ondergebracht bij de bestaande vakken. Intussen heerst - volgens SLO - de opvatting dat er ook een deel apart wordt aangeboden. Te denken valt aan aparte lessen mediawijsheid, informatievaardigheden en projectmatig 3D printen bijvoorbeeld. (SLO Context VO, september 2017 (Mediatheek), maar je zou dit ook evengoed in bestaande lessen kunnen inpassen. 
Het SLO heeft momenteel een leerlijn digitale geletterdheid afgerond. Die is op aanvraag beschikbaar via digitalegeletterdheid@slo.nl.

Maar nu praktisch. Bij de site LerenDoenMaken draait alles om maken met behulp van ICT. Een animatie, een tijdschrift, een computerprogramma, het kan van alles zijn. En dat is niet alleen heel erg leuk, maar door het maken van deze producten werk je aan de 21ste eeuwse vaardigheden die belangrijk zijn voor de burger en werknemer van de toekomst. Het platform richt zich op de basisschoolleerling en de leerlingen in de onderbouw van het VO. Het geheel is zo opgebouwd en vormgegeven dat de regie bij de leerlingen ligt. Zij kiezen en maken de opdrachten zelf. Maar dit zou natuurlijk ook door een docent kunnen worden geïnitieerd.
Je kunt op de site een werkvorm (specialisme) aanklikken als bijvoorbeeld Architect/ontwerper en kiest vervolgens een opdracht. De leerling krijgt per opdracht te zien wat hij of zij moet gaan maken en met welke digitale tools dit zou kunnen. Een bijbehorend instructiefilmpje is dan te raadplegen. Als je uiteindelijk de opdrachten via de site wil doen, moet je je wel als school registreren. maar ook zonder registratie kun je wel gebruik maken van de uitleg bij de opdrachten en tools. Het zal je sowieso op ideeën brengen. (Kijk hiervoor ook in COS april 2017 (Mediatheek)

Ook de Reisgidsdigitaalleermateriaal helpt je gratis op weg om via de beoogde leeractiviteiten digitale werkvormen te zoeken. De Stichting Reisgids Digitaal Leermateriaal maakt de site en is een particulier initiatief ter bevordering van het gebruik van digitaal lesmateriaal in het onderwijs. Je kunt ook hier digitale tools (met uitleg) vinden. Deze website is een aanvulling op het boek: De Reisgids Digitaal Leermateriaal (hier te downloaden). Op de website vind je alle content digitaal, gelinkt aan bronnen, werkvormen, tools en rolmodellen. De rolmodellen geven je tips en laten zien wat wel en niet werkt in de klas.
Ook handig is de uitgave BoekTweePuntNul (aanwezig in de Mediatheek). BoekTweePuntNul legt 172 web 2.0-tools en sociale media kort en helder uit.

Bestaande werkvormen inruilen voor werkvormen met nieuwe media, dat is ook het hoofdthema van de site Ontdekmedia. Ontdekmedia helpt je om nieuwe media in je lessen te gebruiken. Op Ontdekmedia vind je voor het Voortgezet Onderwijs de weg naar: Geschikte mediatools ; veelgebruikte werkvormen ; opdrachten uit vakgebieden en mediacompetenties om met leerlingen aan te werken.
Een voorbeeld: Je kiest het vakgebied Aardrijkskunde voor het VO. Je ziet dan een rijtje werkvormen die gemakkelijk te vervangen zijn door mediatools. Ik kies een werkvorm die dient als verwerking en presentatie van wat leerlingen hebben geleerd. Een goede invalshoek daarvoor is: laat leerlingen zelf eens uitleggen hoe iets zit, of hoe je iets moet doen. En dat kan bijvoorbeeld door Thinglink te gebruiken. Dit is een online programma waarmee je gemakkelijk ‘interactieve afbeeldingen’ kunt aanmaken. De basis is een afbeelding (foto of kaart) waarop je aanklikbare punten (tags) kiest en daar vervolgens een informatievenstertje aan koppelt. Door het aanklikken van de tag opent zich het venstertje en kan de aanvullende informatie gelezen of bekeken worden. De aanvullende informatie kan bestaan uit tekst, beeld, geluid, filmpjes. Zo kun je via beeldmateriaal uitleg geven.Je hoeft je geen zorgen te maken als je Thinglink nog niet kent. Elke mediatool is voorzien van heldere instructies en concrete tips voor het inzetten ervan in de les.
Andere werkvormen voor aardrijkskunde zijn: Tijdlijn maken met Capzles of Timerime; een Grafiek maken met Grafiektool of Afstand meten met Afstandmeten.nl. Als je een mediatool aanklikt worden de inhoudelijke leerdoelen, de leerdoelen nieuwe media en - mediawijsheid omschreven. De werkvormen zijn duidelijk omschreven: kaart maken, krant maken, brainstormen etc. Onder het tabblad In het leerplan vindt je leerdoelen en vereiste computervaardigheden uitgelegd.
Je kunt op vijf manieren binnen de site zoeken: op methode/vak (kies voor voortgezet of primair onderwijs), op werkvorm (kies voor voortgezet of primair onderwijs), op mediatool (kies voor voortgezet of primair onderwijs), op mediacompetentie en op combinaties van zoektermen.

In het leerlab Digitale didactiek zijn zogenoemde kickstarters over digitale tools ontwikkeld die docenten op weg helpen om aan de slag te gaan met het gebruik van deze tools in de les. Ook hier kom je weer tools tegen als Socrative, Padlet etc. Het Innovatielab van AVANS heeft een serie gemaakt onder de verhelderende titel Hoe kan ik …

Als je dan wat meer gewend bent aan digitale werkvormen, kun je ook zelf - zonder redactie van collega’s - gaan zoeken naar allerhande tools. Hier vind je op alfabetische volgorde alle tools die zijn opgenomen op het onderwijsblog ICT-idee. Maandag is een Vimeo-kanaal (ook YouTube) gericht op het onderwijs. Iedere maandag verschijnt op dit kanaal een nieuwe editie van Maandag. In het filmpje, in de vorm van een screencast, en optioneel een PDF, staat iedere week een sociale media-tool centraal waar in het onderwijs mee gewerkt kan worden.



Omdat wij natuurlijk met Google For Education werken kunnen ook deze Hipster Google Tools van nut zijn. Wij hebben een abonnement op het blad COS, daar vind je tools uitgelegd en ook in de digitale COS ADD On vind je vaak de rubriek How To.

Tot slot. Op dit blog kun je links het trefwoord Tools aanklikken en zo een keur aan digitale werkvormen vinden die ik voor jullie heb uitgewerkt. Mocht je vragen hebben dan kun je altijd terecht bij de mediathecaris. 

maandag 3 juli 2017

Onderzoekend leren

De didactiek van 'onderzoekend leren' is gebaseerd op de methode van natuurwetenschappelijk onderzoek. In zeven stappen doorlopen leerlingen hierbij een onderzoekscyclus. Het begint met een introductie, leerlingen maken kennis met een onderwerp of probleem. Dan volgt een verkenning van het onderwerp en vervolgens gaan de leerlingen een onderzoek opzetten aan de hand van een (eigen) vraag. Ze voeren het onderzoek uit, trekken een conclusie en presenteren de onderzoeksresultaten. Tot besluit brengt de leerkracht dan verbreding of verdieping aan door het geleerde toe te passen in andere contexten of door juist verbinding te leggen met andere concepten.

Techyourfuture is het expertisecentrum voor onderwijs in bèta en technologie. Het is een samenwerkingsverband tussen Hogeschool Saxion, de Universiteit Twente en Hogeschool Windesheim. Het ondersteunt leerkrachten met lesmateriaal en ook met handvatten voor ontdekken, onderzoeken en het opzetten van een laboratorium. (Bron: Primaonderwijs) Over die laboratoria en dan vooral de virtuele laboratoria voor het onderwijs wil ik het hier hebben.
“Onderzoekend leren met virtuele laboratoria is bewezen effectief” , zegt Ton de Jong, hoogleraar instructietechnologie aan de Universiteit Twente. (Bron: Primaonderwijs) Digitale media biedt leerlingen, volgens De Jong, de unieke mogelijkheid om online experimenten uit te voeren. Voordeel is dat deze nu, digitaal, oneindig vaak herhaald kunnen worden. En dat is heel leerzaam. Zo kun je natuurkundige principes ontdekken en experimenten uitvoeren die in de echte wereld gevaarlijk zouden zijn. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld virtueel een elektrische schakeling bouwen of chemische reacties laten plaatsvinden. In virtuele labs kun je ook zaken in beeld brengen die je in een fysiek experiment niet ziet. Je kunt bijvoorbeeld dynamisch de krachten bij een afgeschoten kanonskogel weergeven. In het echt zie je natuurlijk alleen maar die kogel vliegen. (Bron: Kennisnet)
De Jong is hoogleraar Instructietechnologie aan de Universiteit Twente  en projectleider van het Go-Lab Project, met een gratis Europese Portal waar je labs kunt bekijken en zoeken op vakgebied, moeilijkheidsgraad of leeftijd. Een lab kan bijvoorbeeld handelen over een elektrisch circuit of over licht en kleur. Je kunt via de portal als docent zelf een Go-Lab leeromgeving maken, maar sommigen gebruiken een kant en klare leeromgeving van begin tot eind. Weer andere docenten gebruiken het lab als illustratie bij hun eigen verhaal. Alle labs werken met de stappen van het onderzoekend leren en zogenaamde simulatiesoftware. (Lees meer in: Primaonderwijs)


Simulatiesoftware bevat een nabootsing van (een deel van) de werkelijkheid. Deze werkelijkheid kan uit veel domeinen afkomstig zijn, zoals bijvoorbeeld economie, natuurkunde, scheikunde, biologie, psychologie of geneeskunde. Ze zijn gebaseerd op een model, er zijn reken- of redeneerregels die het gedrag van de simulatie bepalen. Leerlingen kunnen door middel van invoer de uitvoer bepalen. Daar kunnen zij mee spelen om een model te doorgronden. (Bron: Kennisnet zoeken: Wat we weten over computersimulaties in het onderwijs)
De universiteit Twente heeft bijvoorbeeld software ontwikkeld die het mogelijk maakt tekeningen tot leven te laten komen in de vorm van een computermodel. Het doel hiervan is kinderen in de leeftijd van 10-15 kennis te laten maken met het idee van wetenschappelijk modelleren. In wetenschappelijk onderzoek nemen modellen een centrale plaats in. Het kan gaan over het weer, het klimaat, de economie, elementaire deeltjes of ecologie. Wat het onderwerp ook is, wetenschappers maken er modellen van om dergelijke zaken beter te begrijpen. Het hebben van kennis over de aard van modellen en hun beperkingen is belangrijk. Zo worden bijvoorbeeld de voorspellingen van het KNMI en het CPB met behulp van modellen opgesteld. Deze modellen zijn gebaseerd op veronderstellingen en dragen daarom - zoals we in elk geval weten van het weer - een bepaalde mate van onzekerheid met zich mee.
In deze gedachte gaan leerlingen bijvoorbeeld met SimSketch aan de slag aan de hand van een vraag, zoals “hoe zit het zonnestelsel in elkaar?”. In een dergelijk geval helpt het vaak om een tekening te maken van de zon, de planeten en hun manen. Het kan nog beter helpen als je deze tekening vervolgens tot leven kan laten komen om zo te zien hoe de planeten ten opzichte van elkaar bewegen. Je tekening wordt op deze simpele wijze een model van het zonnestelsel. De software is ontwikkeld door de universiteit van Twente. Simsketch maakt het mogelijk een op het scherm gemaakte tekening te laten bewegen door een simulatiemodel te genereren en te koppelen aan de onderdelen van de tekening. Deze technologie kan worden ingezet bij het maken van modellen voor veel  onderwerpen en vragen uit de natuurwetenschap en techniek.


Wouter van Joolingen geeft meer treffende voorbeelden die door leerlingen in het Voortgezet Onderwijs met SimSketch zijn te gebruiken.

Het klinkt allemaal heel ingewikkeld en als heel veel werk voor de docent om zich eigen te maken. Het valt mee. De Jong geeft de volgende tips aan leraren om bijvoorbeeld gebruik te maken van Go-Lab. Deel ervaringen. "Je hoeft niet alles zelf uit te vinden. Er zijn een tutoring- en gebruikersforum op Go-Lab en een gebruikersgroep op Facebook." Maak ook gebruik van 'flipping the classroom'. "De labs zijn webbased, dus leerlingen kunnen er ook thuis mee aan de slag. Bijvoorbeeld als voorbereiding op een les: 'flipping the classroom' is mogelijk." Laat je verrassen. "Je kunt zoeken naar een lab dat precies past bij je les, maar je kunt ook kijken welke labs er over bepaalde onderwerpen beschikbaar zijn." (Bron: Kennisnet)
Let wel: systematisch werken van de leerlingen is een pré. Als je meerdere variabelen tegelijk varieert worden de uitkomsten moeilijker te interpreteren. Leerlingen moeten ook data kunnen interpreteren, zij moeten bijvoorbeeld grafieken kunnen lezen. (meer hierover: Kennisnet zoeken: Wat we weten over computersimulaties in het VO) Onderzoek naar de vaardigheden van leerlingen wordt gedaan door Techyourfuture naar het leesgedrag van vmbo-leerlingen in een omgeving als Go-Lab. Er wordt aan de leerlingen tekst en uitleg gegeven in bijbehorende lesmodules. Maar hoe goed wordt er gelezen? Wat doet dat met de leereffecten en de motivatie van leerlingen? En kunnen we dat met gamification-elementen verbeteren? Het onderzoek - dat tot 2019 loopt - zal dit proberen te verduidelijken. Het tijdschrift Didactief ging in juni 2014 ook al in op de voor- en nadelen van computermodellen. Het bevat een verslag van een onderzoek van de Universiteit Twente naar leren met computermodellen. Leerlingen hebben de software snel onder de knie, maar hebben moeite om de werking van het model volledig te doorgronden. Er is structuur nodig. Voor de modelleersoftware SCYDynamics ontwikkelden ze een ondersteuningspagina voor docenten.
Hoe je leerlingen verder kunt ondersteunen vertelt De Jong in een artikel over de voordelen van onderzoekend leren. Je moet dan denken aan kleine opdrachten en hints die de leerlingen door de simulatie leiden.Ook kan de docent extra structuur aangeven zoals bijvoorbeeld het gebruik van een spreadsheet om steeds je gegevens in op te slaan.

Al met al tonen studies aan dat onderzoekend leren vaak effectiever is dan andere vormen van onderwijs en ook dat onderzoekend leren met computersimulaties, in vakgebieden als natuurkunde, scheikunde, biologie en economie, een zeer effectieve vorm van leren is in vergelijking met directe vormen van onderwijzen, mits de ondersteuning voor de leerling goed geregeld is. (Bron: Wij-leren.nl)

Op veel plekken vind je simulatiesoftware om aan de slag te gaan met je klas. Zo is er Algodoo, een gratis programma voor Mac, Windows en I-pad. Je kunt hier verschijnselen visualiseren en modelleren (natuurkunde, scheikunde, biologie); Artefacten ontwerpen (techniek, technologie) en Leren onderzoeken en ontwerpen.
De Phet simulaties steunen op pedagogisch onderzoek. Ze spreken de leerlingen aan omdat ze op een spelletje lijken waarin ze interactief kunnen onderzoeken, ontdekken en leren. Verder is er nog Yenka, Yenka is educatieve simulatiesoftware. Simuleren, leren en ontwikkelen van concepten is met deze modules zeer eenvoudig. Voor de scheikunde is er het Engelstalige Physion en het Nederlandstalige Interactive Physics. Gizmos - eveneens Engelstalig - voor wiskunde en natuurwetenschappen biedt alleen een free trial. Kijk hier voor nog enkele voorbeelden.

Afgeleid hiervan, maar van een heel andere orde is het Litlab, een digitaal laboratorium waar je “proeven” met literatuur kunt doen. Op (literatuur)wetenschappelijke wijze wordt je door de tekst heen geleid. Zo doe je onder meer onderzoek naar romanpersonages en speeches.

maandag 15 mei 2017

Lesidee: Water

Water en Nederland, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Water is aanwezig in onze sloten, grachten, kanalen, rivieren, in het grondwater, de regen en de zee. Eeuwenlang was er een strijd om land in de rivierendelta en wonnen wij door middel van inpoldering land op het water. We verdedigen ons als bewoners van onze delta al eeuwenlang tegen het wassende water. En, dit is belangrijk, want een groot deel van Nederland ligt beneden het zeeniveau en zou zo onder water lopen zonder dijken en duinen. Water is daarmee een prachtig en zeer divers thema voor een les. Vandaar dit blog. Kennis van de waterkringloop en rivieren is voor het vmbo zelfs onderdeel van het examen aardrijkskunde. 

De zorg om de bewoners van onze delta droog te houden ligt bij de besturen van de polders en de waterschappen. De oudste besturen werden al ongeveer zeven eeuwen geleden opgericht. Van oudsher droegen deze de zorg voor zowel de waterkering als de waterlozing. Het zee- en rivierwater moest buiten de dijken worden gehouden en het overtollige binnenwater, regen- en afvalwater, moest worden geloosd. Bij de waterschappen speelt cartografie een belangrijke rol. Om een goed beheer te kunnen voeren, is het van groot belang inzicht te hebben in de geografie van het gebied. Momenteel is hiervoor een modern Geografisch Informatiesysteem (GIS) beschikbaar, maar in de eeuwen hiervoor waren bestuurders en ambtenaren aangewezen op met de hand vervaardigde kaarten. De oudste nog bestaande overzichtskaart in deze is die van Floris Balthasars (1563-1616), die hij samen met zijn zoon Balthasar Floris van Berckenrode in 1611 voltooide. Het betrof hier een kaart van het hoogheemraadschap van Delfland.


Bron: Cultuurwijs.nl
In het begin van de 17e eeuw kreeg Jan Adriaenszoon Leeghwater de taak om de Beemster droog te leggen. De Beemster was toen een groot meer. Amsterdamse kooplieden wilden de polder droogleggen om er voedsel te kunnen verbouwen. De Beemster is een goed voorbeeld van hoe Nederlanders grote delen van Nederland zelf hebben 'gemaakt'. Voor havo 1,2 en 3 is in de Stercollectie van Wikiwijs onder het kopje Nederland waterland een themaopdracht hierover te vinden.

Ondanks alle maatregelen die we in Nederland nemen, gaat het soms mis. De NOS publiceerde onlangs een tijdlijn met beeldmateriaal getiteld 100 jaar strijd tegen het water. (te beginnen met de Zuiderzeevloed in 1916). Meer watersnoden vind je op Watervragen. Daar vind je een tijdlijn die terug gaat tot het jaar 838.
Op Overstroomik kun je middels je postcode zien in welke mate jouw huis of woonomgeving nu gevaar loopt. De gevolgen van een grote overstroming zijn ingrijpend. Nederland is weliswaar goed beschermd tegen overstromingen, maar blijft kwetsbaar. Het kan een keer misgaan, over 100 jaar of morgen. Daarom is het, volgens Overstroomik, goed te weten hoe hoog het water bij jou komt en wat je in dat geval kunt doen. Ondertussen zijn de waterschappen met allerhande belangrijke projecten bezig om het water blijvend te managen. Ruimte voor de rivier is een van die projecten.

We hebben weliswaar soms last van het water, maar we leven ook op en aan het water. En water is ook een onderdeel van belangrijke ecosystemen. Denk aan de duingebieden, Waddengebied en Waddenzee. Wil je trouwens onderzoek doen naar de ecologie? Het project wateronderzoek maakt het mogelijk om het praktisch bezig te gaan met het onderwerp ecologie.

In het verleden verdedigden we ons ook juist met hulp van het water. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is een unieke historische verdedigingslinie uit 1815. De linie is 85 kilometer en bestaat uit zo’n vijftig forten en vijf vestingsteden: Muiden, Weesp, Naarden, Gorinchem en Woudrichem.



Maar water speelt ook nog een heel andere rol. Wij hebben veel water nodig, want ons lichaam heeft voortdurend de behoefte aan zuivering. Om in leven te blijven moet bloed – dat voor iets meer dan de helft uit water bestaat – schoon zijn. De afvalstoffen moeten eruit, maar alle voor het leven noodzakelijke stoffen moeten er in blijven. (NemoKennislink)
Goed (drink)water is echter op sommige plaatsen op aarde schaars. Wij - in de westerse wereld - hebben vaak wel toegang tot schoon water. Nog niet eens zo heel lang geleden was er ook bij ons trouwens ook niet overal schoon drinkwater, waardoor ziektes als cholera om zich heen konden grijpen. Het Stadsarchief Amsterdam publiceerde in een Magazine van Cultuurwijs een special over Water. De laatste grote cholera epidemie vond in 1866-1867 plaats. In een deel van de toen erg arme Jordaan in Amsterdam stierf tijdens die epidemie 9,6 procent van de oorspronkelijk 10.401 inwoners. Op een bepaald moment ging men de link leggen met schoon water. Een groep vooruitstrevende artsen beval daarop duinwater aan. Bedenk ook dat pas veel later in elk huis gewoon schoon drinkwater getapt zou kunnen worden.
In de DataAtlas van OneWorld zie je onder meer de toegang tot schoon drinkwater wereldwijd. Inmiddels kan de gemiddelde Nederlander altijd beschikken over prima water. Hoe er drinkwater in Nederland wordt gewonnen is onderwerp van een opdracht voor havo 1,2 en3. Maar hoe goed het bij ons ook geregeld is, we zijn ondertussen wel verantwoordelijk voor waterproblemen elders op de wereld: bijna 95% van al ons waterverbruik is indirect. Dat water wordt buiten de landsgrenzen verbruikt om onze consumptie op peil te houden. De verdeling van bruikbaar water over de wereldbewoners heeft dus veel te maken met welvaart en rijkdom en is ook verwerkt in het Thema Water (vmbo) van de Stercollectie Wikiwijs.We gebruiken voor allerlei producten water uit ons eigen land en water van elders. Water is een economische factor bij uitstek. Hoeveel we verbruiken is te meten met de watervoetafdruk, die ook in genoemd Thema van de Stercollectie wordt behandeld. De watervoetafdruk is een maat voor het watergebruik van een product, gemeten over de hele productieketen. De watervoetafdruk geeft dus een beeld van de hoeveelheid verborgen water in een product. Deze verborgen hoeveelheid water noemen we ‘virtueel water’. Arjen Hoekstra, professor watermanagement aan de Universiteit van Twente, introduceerde in 2002 het begrip ‘watervoetafdruk’.
Het virtuele waterverbruik van gewassen zoals bijv. katoen, koffie en veevoeders is de hoeveelheid water (neerslag en irrigatiewater) die nodig is voor de groei van de plant en voor het verwerkingsproces (bijv. wassen, verwerken, reinigen machines, verpakken) vanaf de oogst tot het eindproduct dat we in onze winkelrekken vinden. Een katoenen T-shirt heeft bijv. 2700 liter water ‘opgeslorpt’ voor het in de winkel verschijnt. Een kop koffie heeft een virtueel waterverbruik van 176 liter. En een sinaasappel heeft ongeveer 70 liter water nodig voor hij in jouw fruitmand belandt. (Bron: Watervoetafdruk.be)
De totale watervoetafdruk van Nederland is 23 000 miljoen m3 per jaar. Daarvan is - zoals eerder gezegd - 95% van die Nederlandse watervoetafdruk afkomstig van buiten de landsgrenzen. Op het gebied van water is Nederland - na Kuweit en Malta - het minst zelfvoorzienende en meest import afhankelijke land van de wereld. Qua verbruik per hoofd van de bevolking zit Nederland in de middenmoot.
Op Waterfootprint.org kun je jouw eigen waterfootprint berekenen en de watervoetafdruk van Nederland zien. Leuke introductie voor een debat over duurzaamheid en watergebruik.


Nederland is dus sterk afhankelijk van waterbronnen elders en draagt dus ook bij aan watervervuiling en uitputting van de waterbronnen elders. De kosten van watervervuiling en uitputting worden doorgaans niet of slechts ten dele opgenomen in de prijs van producten. Hierdoor ontlopen wij dus een aanzienlijk deel van de watergerelateerde problemen die voortkomen uit hun consumptiepatroon.(Wikipedia)
Hoekstra’s concept van de watervoetafdruk is trouwens niet onomstreden, zo blijkt uit een artikel van Karel Smouter in De Correspondent. De kritiek op het concept draait vooral om het feit dat duurzaam en niet-duurzaam waterverbruik in één vat worden gegoten. Aan het aantal virtuele liters zie je niet af of dat water verbruikt is in gebieden waar dat tot problemen leidt of in gebieden waar waterschaarste niet voorkomt of dreigt. In dat laatste geval zou een hoge watervoetafdruk niet erg zijn. Niettemin worden er allerhande projecten met tips gestart om je beter bewust te zijn van je waterverbruik en er ook wat aan te doen en die bewustwording is ook goed.

Een overzicht van websites, activiteiten en lespakketten over water en waterbeheer in Nederland vind je op de site van de Waterschappen en Watereducatie. Ruimte voor de Rivier heeft een site waarin gepoogd wordt de leerling waterwijs te maken met veel links naar lesmateriaal. Edugis biedt een lesmodule Ruimte voor de rivier de IJssel. Waterwise is een digitale lesmodule voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Hier vind je alles over waterbeheer in Nederland. Door tv-fragmenten, animaties en spelletjes leer je bijvoorbeeld hoe rioolwater weer schoon wordt en waarom Nederlandse huizen niet onder water staan. De lesmodule werd onlangs in COS (nr. 5, 2014 in Mediatheek) besproken: "Het is een goed initiatief van deze negen waterschappen om te focussen op de kerntaken veilig, voldoende en schoon." Wel wordt in het artikel in COS het gemis aan kaartmateriaal aangegeven en vermeld dat EDUGIS mogelijkheden biedt om bijvoorbeeld overstromingsrisico’s in Nederland aan te geven. 
Justcare biedt ook een lespakket Water ontwikkeld voor de derde klas van het vmbo. Er zijn echter extra opdrachten aan toegevoegd voor havisten en vwo'ers, zodat het materiaal ook op deze niveau's kan worden ingezet in de tweede en derde klas. De lessen sluiten prima aan bij de kerndoelen en eindtermen van verschillende vakken en kunnen daarom als vervanging of verdieping voor bestaande lessen worden ingezet!
Er is tevens een Teleblikquiz met de titel Nederland waterland. In deze quiz leren de leerlingen over de rivieren, het IJsselmeer, de Watersnoodramp en het Deltaplan.
De Watermanager van Watereducatie is een serious game voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. De game bestaat uit twee modules: "Het Rivierengebied" en "De Zeeuws-Hollandse Delta". In de game zitten leerlingen zelf aan de knoppen. Ze nemen de rol aan van watermanager, en moeten op zoek gaan naar een optimale oplossing voor watervraagstukken in deze twee gebieden. Dit kunnen ze doen door maatregelen aan te klikken en de effecten van die maatregelen te evalueren. Hoe beter ze het systeem inrichten, hoe meer punten ze krijgen.

Tot slot: dossiers vind je onder meer op OneWorld, en Floodsite.net, een begrippenlijst Water vind je hier en er is natuurlijk ook literatuur over water en waterbeheer in de Mediatheek. De auteurs van De dijken van Nederland bijvoorbeeld behandelen in een prachtige uitgave honderd Nederlandse dijken, een aanrader.

Wil je iets onderzoeken met betrekking tot water voor jouw eindwerkstuk? Kijk dan op Ikonderzoekwater.

Zie ook: Ik voel nattigheid

woensdag 15 maart 2017

Jongeren herkennen nepnieuws niet en dat is gevaarlijk


De menselijke soort is niet zozeer geneigd tot opstand als wel tot napraten. (Renate Rubenstein, 1929)

Onlangs deed Stanford University onderzoek onder 7804 middelbare scholieren en studenten. In één test zag 82 procent van de ondervraagden het verschil niet tussen een echt nieuwsbericht en een advertorial. In een andere test kon driekwart een tweet van Fox News niet van een tweet van een nep nieuwssite onderscheiden. (Bron: NOSop3) Dat zijn toch alarmerende cijfers.
Ik verbaas mijn leerlingen ook nog steeds met de Oncyclopedia, een op Wikipedia lijkende site vol met nep informatie. Het verbaast ze dat er blijkbaar mensen zijn die moeite doen om dergelijke informatie te maken. Je ziet de leerlingen ook wel schrikken, want blijkbaar moet je toch wel goed oppassen voordat je gaat knippen en plakken.
Misschien kennen mensen uit Zutphen KeepZutphenWeird (het nieuws uit een ander oogpunt)? Deze site produceert nieuws met een knipoog - in dit geval over Zutphen. Maar dit is al wat minder duidelijk onzin want er wordt op de site altijd aangehaakt bij onderwerpen die wel degelijk spelen in Zutphen. Hier is nep informatie dus al wat moeilijker te traceren dan bij de klinkklare nonsens van Oncyclopedia.

Nepnieuws is de term voor dergelijk ‘nieuws’. Na de verkiezing van Trump is het veelvuldig gespreksonderwerp. Docente Gonnie Eggink van Windesheim typeert in De Stentor van 16 februari 2017 nepnieuws als volgt: “Opzettelijk verdraaide en gemanipuleerde informatie als actualiteit de wereld in brengen.” Mediawijsheid.nl: “Nepnieuws is misleidende informatie die wordt verspreid om geld te verdienen of om de publieke opinie te beïnvloeden.”
Nepnieuws, fake berichten en hoaxes bestaan al heel lang. In de Mediatheek vind je over dit onderwerp twee wat oudere - maar nog altijd actuele - boeken. De eerste is een uitgave van de hand van Jaap van Ginneken, media- en massapsycholoog, met de titel Verborgen verleiders (2011). Het boek geeft een helder en pakkend overzicht van de verschillende sluiproutes die in de 21ste eeuw worden bewandeld om mensen te beïnvloeden met behulp van de media en geeft ook een goede basis om zeer kritisch te kijken naar alle media. De tweede uitgave is van C.J. Hamelink, Regeert de leugen? Mediaplichtigheid aan leugen en bedrog (2004). Ook hier vele sprekende voorbeelden van leugenachtig nieuws door de media.
Sinds de opkomst van sociale media gaat de verspreiding van nieuws razendsnel. Iedereen kan tegenwoordig content plaatsen op internet. Daardoor lijken de grenzen tussen nieuws, nepnieuws en ook advertenties te vervagen. Het wordt steeds moeilijker om ze van elkaar te onderscheiden en daarmee een gefundeerde mening te vormen. (Bron: Mediawijsheid.nl) Nepnieuws is van alle tijden, zegt ook broodje-aap-expert Peter Burger van de Universiteit Leiden. Maar door de technische mogelijkheden heeft het nu een enorme vlucht genomen.
Je wordt ermee overspoeld, zeker als je Facebook of andere sociale media gebruikt. Laat leerlingen eens het onderstaande filmpje bekijken. Misschien hebben ze het zelfs wel gedeeld in het verleden. Klik vervolgens op de popup ’Click here to find out’:



Het filmpje blijkt dus eigenlijk reclame voor Oak Glen Petting Zoo te zijn. Het is maar een vrij onschuldig en willekeurig voorbeeld, maar er is wel iets aan de hand, de Oxford Dictionairies riep ‘post-truth’ in 2016 tot woord van het jaar uit. Wat is nog waar van wat je te zien krijgt op je tijdlijn en in het nieuws? Dat ze een gevaarlijke uitkomst kunnen hebben, bleek toen een 28-jarige man met een geweer zich bij een pizzeria in Washington meldde. Hij was ervan overtuigd dat er kinderen werden vastgehouden door een pedofielennetwerk waarbij Clinton en haar campagneleider Podesta betrokken waren. Er is een aantal overbekende voorbeelden van nepnieuws tijdens de Amerikaanse verkiezingen, zoals het bericht dat de paus Trump zou steunen en dat Clinton wapens had verkocht aan IS.(Bron: De Volkskrant) Na die verkiezingen won de term aan actualiteit. Veel nepnieuws bleek verzonnen in een stadje in Macedonië. In Veles zouden jongeren duizenden euro's hebben verdiend via websites die nepnieuws de wereld in stuurden. (Bron: NOS)


Burger: "Met ontzettend simpele middelen valt er nu nieuws te maken dat over de hele wereld wordt gelezen. Daarnaast kun je via Facebook goed mikken op een bepaald publiek en zelf de advertentie-inkomsten binnen harken. Dat is nieuw" (Bron: Nieuwsuur)
Google en Facebook gebruiken algoritmes om te bepalen welk nieuws je ziet en welke zoekresultaten je krijgt. Algoritmes zien geen verschil tussen feit en fictie. Als er vaak op een bericht wordt geklikt, wordt het ook vaker getoond in Facebook of Google. We noemen dit click-bait, het zijn berichten met een sensationele titel waarbij je het niet kan nalaten om erop te klikken. (Bron: Mediawijsheid.nl) Click-bait draait, naast politieke motieven, meestal om het binnenhalen van zo veel mogelijk ‘bezoekers’, zodat de advertentieopbrengsten van een bepaalde pagina omhoog gaan. 

Fake informatie en nepnieuws is een item geworden om te bestuderen, maar ook om te bestrijden. Hogeschool Windesheim speelt hierop in en geeft, aldus De Stentor van 16 februari nu apart les in nepnieuws en wil de studenten laten onderzoeken wat het motief is van de zenders. En het gaat echt ergens over, want nepnieuws knabbelt aan de wortels van onze democratie. 
DROG helpt Windesheim bij haar missie. DROG is een initiatief van jonge, kritische nieuwsconsumenten en wil dat iedereen scherp genoeg is om nepnieuws te herkennen: daarom helpen we je om er een feilloos "spamfilter" voor te ontwikkelen, aldus DROG. “Als er genoeg mensen meedoen kunnen we ons platform uitbouwen en mooie plannen realiseren. We werken aan een Propaganda Game waarmee iedereen de trucs achter nepnieuws leert herkennen. We willen een modern, online discussie-platform lanceren. We willen meer mensen immuun maken voor nepnieuws, met een brede campagne”, aldus DROG. 
En het is nodig, getuige een lange lijst van sites die nepnieuws verspreiden, te vinden op de Hoaxwijzer.


Twee Nederlandse wetenschappers gaven in december vorig jaar op NOSop3 aan het onderwijs als dè oplossing te zien. "Het is heel belangrijk om kinderen en jongeren voortijdig vaardigheden aan te leren om met media om te gaan en te beoordelen wat wel en niet klopt". Beide wetenschappers wijzen daarbij op het belang van een vak als Mediawijsheid. Daar pleitte Mary Berkhout van Mediawijzer.net eerder ook al voor in de Volkskrant: volgens haar moet Mediawijsheid een verplicht vak worden op alle scholen. Aantekening hierbij is wel dat m.i. het vak Mediawijsheid veel breder moet worden opgevat dan enkel het beoordelen van informatie.

Als je ons onderwerp bespreekbaar wilt maken in de les (en dat zou ook heel goed bij Nederlands kunnen) kun je op verschillende plekken lesmateriaal over het onderwerp vinden. Twee Amerikaanse docenten maakten bijvoorbeeld een fictieve site over Ontdekkingsreizigers, Allaboutexplorers. De site ziet er bedrieglijk goed uit, maar leidt uiteindelijk tot volledig onware informatie. De makers willen hiermee een waarschuwing doen uitgaan om je bronnen kritisch te benaderen. Ze hebben trouwens ook (Engelstalig) lesmateriaal toegevoegd om de leerlingen weerbaarder te maken op het internet.
Ook op Wikiwijs vind je lesmateriaal gebaseerd op het Wikiwijs-arrangement van Anne Klerk-Rebel. TEDEd levert lesmateriaal over het begrip cirkelrapportage in berichtgeving, waarin aan (onjuist) nieuws steeds meer waarde wordt toegekend doordat het gedeeld wordt als bron in steeds weer nieuwe artikelen of berichten. Maak voor onder meer vragen bij het filmpje gebruik van het menu rechts van de video.

Hoe herken je nepnieuws:

(Nederlandse versie op TED Ed)

Gebruik techniek en fact-checkers
Er zijn Chrome-extensies die via Artificial Intelligence (AI) media scannen en verifiëren. Op Twitter en Facebook wordt dan de bron van het nieuws gecheckt tijdens updates op je tijdlijn. Dit wordt gedaan door te checken op woorden in de tekst, fotomateriaal en door te kijken naar de reputatie van de website en dit alles te zoeken in databases. Maar er is ook een extensie die zich specifiek richt op nieuwssites. Zo komen de extensies tot een oordeel.
Facebook probeert ook zelf al een aantal jaren om bijvoorbeeld click-baits tegen te gaan. Het bedrijf neemt ook in Nederland maatregelen om de verspreiding van nepnieuws tegen te gaan. Dit in samenwerking met nieuwssite Nu.nl en de NieuwsCheckers van de Universiteit Leiden. Facebook ging eerder al soortgelijke samenwerkingsverbanden aan in de Verenigde Staten, Frankrijk en Duitsland. Net als in die landen krijgen Nederlandse gebruikers de mogelijkheid om berichten die ze niet vertrouwen te melden. Als twee feitencheckers vervolgens onafhankelijk van elkaar tot de conclusie komen dat een bericht nep is, voorziet Facebook het van de waarschuwing 'in twijfel getrokken', met uitleg erbij. Berichten die zo'n negatieve beoordeling krijgen komen lager in de berichtenstroom te staan. Ook kan er niet meer mee worden geadverteerd. (Bron: Het Parool)

Check de bron
Kijk goed waar het bericht vandaan komt. Ken je het medium en wat is de reputatie? Er zijn sites die zich al jarenlang bezighouden met nepnieuws, waardoor je direct kunt zien of iets te vertrouwen is. Check daarvoor de eerder genoemde Hoax-lijst. Er zijn ook websites die zich bezighouden met het checken van nieuws zoals bijvoorbeeld Snopes. Als je de gevonden site of het nieuwsmedium niet kent, is het een goed idee om te kijken wat dit medium nog meer schrijft. Nepberichten maken vaak gebruik van fictieve bronnen, dus kijk verder dan alleen een bronvermelding. Worden tekst en foto op dezelfde manier gebruikt als in de originele bron? Of is het bericht uit context gehaald? Vermelden de genoemde bronnen zelf het nieuwsfeit?
Is er geen link naar de bron? Google dan. Bij voorkeur in een anoniem venster, om het dwingende algoritme van je eigen (zoek)geschiedenis te omzeilen.

Check de auteur
Vaak staat de naam van de schrijver bij de artikelen, ook bij nepnieuws. Het is altijd slim om goed te kijken naar de auteur van een stuk. Soms is deze niet vermeld, wat al reden is om op je hoede te zijn. Als er wel een maker bij het bericht staat, kijk dan wat deze verder op zijn naam heeft staan. Zoek de auteur op via bijvoorbeeld Google: wat staat er op zijn cv? Soms wordt er gestrooid met indrukwekkende opleidingen, functies en prijzen, maar blijken andere auteurs precies dezelfde cv te hebben. Klopt dat wel? Bestaat deze persoon echt? Kijk bij websites altijd in de disclaimer of bij ‘over ons’ Waarom heeft diegene het artikel geschreven? Voor wie is het geschreven? Welke (politieke, financiële of andere) belangen heeft de afzender? Of is het zelfs bedoeld als satire?

Check de datum
Sommige artikelen zijn echt, maar zijn al lang geleden gebeurd. Op social media worden die gebeurtenissen dan gepost alsof het iets te maken heeft met een recente gebeurtenis. Zo ging vlak nadat Trump de verkiezingen had gewonnen, het verhaal over social media dat Ford de productie van vrachtauto's van Mexico naar Ohio zou verplaatsen, omdat Trump president was geworden. Het ‘nieuws’ was echter al een jaar oud en heeft in die context ineens een andere strekking.

Gebruikte bronnen
Kijk in een nieuwsbericht of er naar een oorspronkelijke bron wordt gelinkt. Zo ja: goed teken. Check vervolgens de kwaliteit/autoriteit van die bron. De Volkskrant is doorgaans beter geïnformeerd over de strijd tegen IS dan de twitterfeed van @crazy_Dam1987. Aan nieuws ligt vaak een rapport, een vonnis, data of een persbericht ten grondslag. In de meeste gevallen kun je die ‘basisinformatie’ zelf opvragen bij bijvoorbeeld het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), een onderzoeksinstituut, een bedrijf of op andere plekken waar data openbaar worden gemaakt. (Zie ook: Over grafieken ...)
Kijk dus goed op welke bronnen de site het nieuws baseert. Soms wordt er verwezen naar officiële bronnen of mainstream media, terwijl die er niets over hebben geschreven. Zo was er in 2016 een bericht dat asielzoekers gratis met de trein zouden mogen reizen. De NOS zou later met extra informatie komen. Maar de NOS meldde nooit iets, en de NS wist van niets.


Lees verder
Een verband is nog geen oorzaak! Vooral in wetenschapsnieuws komt dit vaak voor. Als bijvoorbeeld uit onderzoek blijkt dat vegetariërs langer leven, betekent dat niet automatisch dat ze langer leven omdat ze geen vlees eten. Misschien gaan ze gewoon vaker naar de sportschool! Televisieprogramma Kassa meldde laatst dat 'de helft van de artsen bereid is om meisjes van zestien een lipvergroting te geven'. Klinkt heftig, want dat is illegaal! Later bleek dat Kassa een kleine steekproef had gedaan onder slechts zes dokters. Daarvan wilden er drie de wet aan hun laars lappen. Dat geeft zeker een eerste indruk. Maar dat drie 'ja' zeiden, betekent nog niet per se dat de helft van alle Nederlandse artsen het zou doen.
Dus check niet alleen de bronnen, maar kijk wat het hele verhaal is.

Check vooroordeel
Heeft jouw eigen overtuiging invloed op je oordeel? Bedenk ook welk belang de afzender van een bericht heeft bij het nieuws. Is de kop bijvoorbeeld informerend of meer een statement? Val ook niet ten prooi aan de verzuiling 2.0. De 'filterbubbel' zou ervoor zorgen het internet een gespreid bedje wordt voor meningen die we toch al hadden. Er is echter wel een kanttekening te plaatsen bij die aanname, want er zou eigenlijk helemaal geen wetenschappelijk bewijs voor zijn.

Check ook foto’s
Dat kan via Google of Tineye Reverse Image Search. Google laat precies zien wanneer en op welke sites de afbeelding eerder te zien is geweest.


Tot slot: Stop in elk geval met klakkeloos delen waar je het mee eens bent en raadpleeg als je bezig bent met een betoog of werkstuk bij twijfel experts (mediathecaris, docent). (Gebruikte bronnen voor herkennen nepnieuws: Mediawijsheid.nl, Motherboard, MetronieuwsBrandpunt, Sevendays.nl, NOS)

Hoe makkelijk het is om zelf nepnieuws te maken kun je jouw leerlingen tonen aan de hand van de tool Newsjack. Je kunt hier elke nieuwssite manipuleren en als link naar je klas verzenden. De ontvanger ziet dan jouw gemaipuleerde artikel van Nu.nl bijvoorbeeld. Na een aantal seconden verschijnt dan in een pop up ‘You have been Newsjacked’. Een mooie inleiding op je les, waarmee je dan onmiddellijk de aandacht van je leerlingen hebt.

Luister ook: Onder Mediadoctoren 

donderdag 9 februari 2017

Spieken 2.0

Over examenfraude en de rol van het internet daarbij is al veel gepubliceerd. Eerder werden in artikelen vaak landen als Irak en Algerije als extreme voorbeelden genoemd. In deze landen werden namelijk tijdens examenperiodes alle sociale media of zelfs het hele internet tijdelijk geblokkeerd om de kans op examenfraude te verkleinen.
Maar goed, wij zijn - wat spieken betreft - inmiddels in een gevaarlijke 2.0 versie terecht gekomen: niet meer voorzichtig over je schouder gluren naar de antwoorden die de buurman invult, maar tijdens een digitale toets stiekem whatsappen via de internetbrowser. Of … huiswerkopdrachten delen via Facebook zonder dat je docent het weet en zo kun je nog vele voorbeelden noemen zoals (in ons geval) via Google-Drive snel een document delen met een aantal leerlingen … Ook al ben je als docent niet zo ict-vaardig en droom je misschien ook wel van het afsluiten van het hele internet tijdens jouw toets of examen, je moet je toch enigszins gaan verdiepen in deze materie. Als je niet weet wat er intussen mogelijk is, kun je ook niet ingrijpen en dat is echt nodig.
Studenten zijn namelijk massaal gaan frauderen met behulp van mobieltjes, smartwatches en sociale media. Dat blijkt uit onderzoek van RTL Nieuws van vorig jaar. Zij zagen ook dat onderwijsinstellingen die nieuwe fraudemethoden maar moeilijk kunnen bijhouden. Het zijn digitale technieken waar studenten tegenwoordig mee frauderen. En dat gebeurt steeds vaker: in vier jaar tijd, tussen 2011 en 2015, steeg het aantal fraudegevallen met 76 procent. Dat blijkt uit documenten die RTL Nieuws van de examencommissies van vier universiteiten ontving.
Onderwijsinstellingen tasten vaak in het duister over wat hun studenten allemaal uitspoken, waardoor veel fraudegevallen nooit aan het licht komen, concludeert Arie de Wild, onderzoeker en docent aan de Hogeschool Rotterdam. Samen met een groep studenten onderzocht hij verborgen fraudemethoden die studenten aan de hogeschool gebruikten. De resultaten presenteerden zijn studenten vervolgens aan het bestuur. De bestuursleden keken elkaar vol verbazing aan: "doen studenten dit?" Vanwege de gevoeligheid van het onderwerp, werd een bijzondere vraagmethodiek toegepast. Studenten voerden informele gesprekken met medestudenten over opvallende zaken binnen het onderwijs. Tentamenfraude werd hierbij verrassend veel genoemd. (Bron: Hogeschool Rotterdam)
De Wild denkt dat de fraudegevallen die RTL heeft ontdekt feitelijk “het topje van de ijsberg” zijn. Sommige grote opleidingen maken nooit melding van fraude. ”Dat kan niet waar zijn’', aldus De Wild. Alleen kijken naar bekende manieren van fraude kan wat De Wild betreft dan ook niet. Wat hem aangaat moeten examencommissies ook naar de “ijsberg onder water” kijken. Een student vertelt dat hij op alle drie de opleidingen die hij volgde fraude meemaakte. ”De surveillant had niks in de gaten'', zegt hij over een digitaal examen waarbij klasgenoten met elkaar overlegden via Whatsapp. (Bron: De Gelderlander)
The Independent kopte in juli 2016: “Exam cheating: A third of students admit to doing so this year alone, as survey reveals the most unusual methods used”. In het artikel staan wat voorbeelden genoemd, digitaal en - zeg maar - ouderwets. Ik moet zeggen dat ik bij sommige ‘methoden’ toch wel wat moet lachen: papier inslikken en weer ophoesten? Morse? Een vriend of vriendin die voor de deur met (hand)signalen probeert te helpen?
Morse - moet toch opvallen dat tikken, denk ik dan - wordt toch wel vaker genoemd en uit een top 7 van spiekmethoden blijkt, dat je ook het flesje met water of andere drank als surveillant niet helemaal meer kunt vertrouwen.



Maar ja, hoe vreemd sommige methoden ook lijken (de zoekterm ‘cheating on exam’ levert een keur aan vreemde voorbeelden op), het is natuurlijk een probleem. Wat te doen? Heel goed opletten dus of telefoons (en dus ook smartphones), smartwatches en (camera)brillen helemaal verbieden tijdens examens?



Of misschien voorafgaand aan een examen iedereen door detectiepoorten leiden om bluetoothapparatuur te detecteren? Wel een kostenpost natuurlijk. Bedenk echter wel dat er ook gewoon reclame wordt gemaakt voor allerhande devices om te frauderen voor je examen. Dat er iets moet gebeuren is dus wel duidelijk.



Alle bovengenoemde maatregelen, vaste zitplaatsen en controle van de identiteit van de kandidaat heeft wellicht voor sommigen de schijn van een minidictatuur, maar het internet wordt in elk geval niet gestoord. In het verleden werd soms een ‘jammer’ ingezet om mobiel telefoonverkeer te verstoren waardoor bellen of gebeld worden niet mogelijk was. De apparaten zenden een breedbandig stoorsignaal uit op de frequentiebanden 880 - 960 MHz, 1710 - 1880 MHz, 1900 - 2070 MHz en 2110 - 2170 MHz wat spraak- en dataverkeer in de omgeving van de jammer onmogelijk was. In 1999 werd het in bezit hebben en gebruiken van jammers verboden dankzij richtlijn 1999/5/EG. Deze richtlijn verbiedt het gebruik van onder andere jammers en andere stoorzenders. Dit verbod wordt actief gehandhaafd.
Tijdens eindexamenperiodes wordt bij middelbare scholen streng gecontroleerd op het gebruik van gsm-jammers. De scholen riskeren een boete als zij met illegale middelen spieken proberen te bestrijden. Zo'n blokker is namelijk even illegaal als het spieken zelf, zegt het Agentschap Telecom. “Gsm-jammers zijn streng verboden omdat die het telecomverkeer in en buiten de school onmogelijk maken. Noodnummer 112 en andere hulpdiensten kunnen bij calamiteiten niet worden gebeld."
Scholen krijgen inderdaad het advies leerlingen smartphones en smartwatches te laten inleveren bij het begin van een examen. Directeur Spijkerman van Agentschap Telecom: “Met een gsm-detector kan vervolgens eenvoudig worden vastgesteld of er toch nog mobiel verkeer in het lokaal aanwezig is."
Schooldirecteuren doen er verder verstandig aan het wifi-netwerk van de school uit te zetten en leerlingen voor de start van de examens een groepsbericht met de regels te sturen. Niet alleen middelbare scholen, ook universiteiten doen hun best om digitaal spieken te voorkomen. Zo zetten de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Universiteit Maastricht ook gsm-detectors in als studenten naar de wc-gaan. Zodra een smartphone wordt aangezet krijgt een surveillant een signaal.

Nu denk je misschien dat dit wel een beetje een overkill is, maar dat is het niet. En het is een groot en moeilijk te tackelen probleem …






Al in 2014 stelde de Telegraaf: Dacht je in het aankomende studiejaar toetsantwoorden te kunnen checken op je smartwatch? Dan heb je pech als je studeert aan Hogeschool Rotterdam. De 30.000 studenten moeten hun horloges namelijk af doen tijdens tentamens. Het is gewoon voor surveillanten niet te doen om te checken of iemand een ouderwets klokje of een wearable met alle digitale mogelijkheden om de pols heeft, omdat ze steeds meer op elkaar gaan lijken. Anno 2017 is dat eigenlijk alleen maar erger geworden.




Ook de NRC publiceerde vorig jaar rond de examentijd een artikel met de kop: Spieken met je smartphone. Dit artikel eindigt met de verzuchting van Michiel van Diesen, docent bij de opleiding Digital Business Concepts aan Fontys Hogescholen. Door technologische vernieuwing is fraude in de toekomst nauwelijks nog te voorkomen, vreest Van Diesen “Smartwatches zijn al lastig te herkennen, straks krijgen we nog een groter probleem met slimme brillen.” Het is een van redenen dat hij is begonnen met een gedurfde proef. Studenten geeft hij minder tijd voor hun tentamen, maar ze mogen naar hartelust Google gebruiken. Feitenkennis wordt volgens Van Diesen minder belangrijk, omdat internet altijd bij de hand is. “In hoeverre is het nog noodzakelijk om een heel boek uit je hoofd te leren? We willen dat onze studenten in hun loopbaan vooral zaken als inzicht en creativiteit laten zien.”
Ik persoonlijk hoop niet dat het dit de oplossing is voor het geconstateerde probleem, want parate feitenkennis is m.i. wel degelijk belangrijk. Zie bijvoorbeeld ook “Leren is niet ‘dat zoeken we op’” van Ger Groot in Trouw. Ik betwijfel dus sterk of we hier de oplossing hebben.

Tot besluit: soms kan techniek echter ook weer uitkomst geven: