vrijdag 10 juli 2020

Combinatie van online en fysiek onderwijs moet blijven adviseert denktank.


De ‘Denktank Coronacrisis’, een initiatief van de Sociaal-Economische Raad (SER), stelde op verzoek van het kabinet vuistregels op, ter ondersteuning van beleid vanaf 1 september 2020. De vuistregels zouden moeten voorkomen dat na de schoolvakanties iedereen weer tegelijk het OV of de auto gaat gebruiken. Hoe het helemaal uitpakt na september is natuurlijk - gezien de grilligheid van COVID 19 - nog niet te overzien, maar de denktank pleit in deze voor het behouden van een combinatie van online en fysiek onderwijs. Niet alleen werkgevers en werknemers moeten variëren in werkplekken en werktijden, dat moet ook gelden voor het onderwijs, aldus de denktank. Dat kan door de kwaliteit van het online onderwijs te verbeteren en door ook meer te variëren met school- en kinderopvang tijden. (Bron: Vives, Trouw, Accountancyvanmorgen) Na de persconferentie van 24 juni weten we inmiddels dat het kabinet gekozen heeft om het voortgezet onderwijs weer zo volledig mogelijk op te starten in het nieuwe schooljaar.

De coronacrisis trok in elk geval iedereen in één klap uit zijn of haar comfortzone en dwong docenten van de ene op de andere dag tot het geven van online onderwijs. Voor scholen met weinig ervaring in deze vorm van onderwijs was er geen tijd voor bezinning. We gingen maar gewoon beginnen met … ja, waarmee eigenlijk. In elk geval met goede moed. In dit blog wil ik een kleine inleiding geven in de terminologie rond online onderwijs en tevens handvatten aanreiken om bij een eventuele tweede golf beter beslagen ten ijs te komen. Meer kennis kan ook helpen bij een eventuele evaluatie van de door ons gekozen aanpak. Sommige docenten - ook op onze school - zijn best enthousiast over een mix van online - en face-to-face onderwijs. Anderen zijn mogelijk vastgelopen. Directeur Patricia Hanssen van de Bernard Lievegoedschool in Maastricht: “Sommige leerlingen zeggen thuis meer rust in hun hoofd te hebben. Zij vinden het prettig om zelf hun dag in te delen. Voor andere leerlingen is het wegvallen van de vaste dagindeling juist een gemis; zij komen niet met vragen, zij verdwijnen uit het zicht. Weer andere leerlingen missen de ontmoeting, zij voelen zich eenzaam thuis. Dat zijn opvallende verschillen. Hoe spelen we daar na de zomer beter op in?” (Bron: artikel op ons Portal)

Zou online onderwijs ons onderwijs kunnen verrijken? En, wat wordt eigenlijk bedoeld met online onderwijs? Is het een Powerpoint voorzien van audio en dan versturen naar je leerlingen? Een Zoom-les? Online onderwijs is in ieder geval meer dan content of leerstof online zetten of een les in een leeg lokaal opnemen met een camera of via Zoom. Voor veel docenten en opleiders is het nu misschien tijd om de slag te maken met het ontwikkelen en verzorgen van beter doordacht online onderwijs en dat in verhouding tot klassikaal onderwijs, het zgn. blended learning.

E-learning, open onderwijs, blended learning en online onderwijs zijn begrippen die vaak door elkaar gebruikt worden maar er zijn duidelijke verschillen in betekenis. De term E-learning of ook wel technology enhanced learning is te gebruiken voor alle vormen van leren waar technologie aan te pas komt. Dit betekent dat ook het gebruik van technologie in de klas tot E-learning gerekend wordt en dat ook het gebruik van audio en video, televisie en andere media binnen de context van E-learning vallen. Open onderwijs is vrij toegankelijk en gratis en ook - heel belangrijk - het is aan te passen. Wikiwijs is hiervan een voorbeeld. Blended learning is een mengvorm van face-to-face en online onderwijs.


Online onderwijs kan verschillende verschijningsvormen hebben. Meestal wordt onderscheid gemaakt tussen drie vormen: ingeblikt, asynchroon en synchroon online onderwijs. Ingeblikt online onderwijs is onderwijs dat op voorhand is klaargezet en helemaal is uitontwikkeld. Kenmerken zijn het gebruik van teksten, illustraties, filmpjes en kennisclips, zelftoetsen en opdrachten met geautomatiseerde feedback. Ingeblikt online onderwijs kan volledig zelfstandig bestudeerd worden en er is geen persoonlijke interactie tussen docenten en studenten of tussen studenten onderling. Asynchroon online onderwijs is een vorm van online onderwijs waarbij er wel persoonlijke interactie is tussen docenten en studenten of tussen studenten onderling maar die vindt niet op hetzelfde moment plaats. Voorbeelden van asynchroon online onderwijs zijn emails, discussiegroepen of fora, blogs en instuuropdrachten in de digitale leeromgeving.Synchroon online onderwijs is een vorm van online onderwijs waarbij er persoonlijke interactie is tussen docenten en studenten en studenten onderling waarbij alle deelnemers op hetzelfde tijdstip beschikbaar moeten zijn. Voorbeelden hiervan zijn de chat, de virtuele klas, de live-uitzending via Zoom en skype. Waarschijnlijk hebben wij ons in de afgelopen weken vooral gericht op synchroon online onderwijs.
Volgens de definitie van Surf, de zusterorganisatie van Kennisnet voor het Hoger Onderwijs, is online onderwijs onderwijs waarbij de leermaterialen, tools en diensten volledig of voor ten minste 80% via het internet beschikbaar worden gesteld. Deze definitie is een afgeleide van de veelgebruikte definitie van Allen; Seaman (GradeLevel: Tracking Online Education in the United States, 2014) waarin zij spreken van een online cursus als minimaal 80% van de content online beschikbaar is. Bij cursussen waar 0 tot 29% van de content online beschikbaar is spreken ze van een face-to-face cursus. Wanneer 30 tot 80% van de leermaterialen, tools en diensten online beschikbaar zijn, gaat het om een blended cursus.
Maar onderwijs is natuurlijk altijd veel meer dan het aanbieden van content. De kern van alle onderwijs bestaat uit het activeren en begeleiden van studenten, hen aanzetten tot samenwerking, toetsen en tentamineren en feedback geven. De content online zetten is dus niet de kern van online onderwijs. Bij volledig online onderwijs vinden ook alle andere didactische handelingen online plaats.

In het kader van online onderwijs zijn er nog drie termen die we regelmatig tegenkomen: Open Educational Resources (OER), Massive Open Online Courses (MOOCs) en Small Private Online Courses (SPOCs). Open Educational Resources zijn stukjes online onderwijs: een les, een game, een tekst, een simulatie of een hele cursus, die een docent of een onderwijsinstelling gratis beschikbaar stelt en die anderen kunnen gebruiken en zelfs kunnen bewerken. Zij zijn vrij te gebruiken en te bewerken onder de creative commons licentie. Je hoeft het wiel dus niet zelf uit te vinden. Een voorbeeld van een Nederlands initiatief om online content voor het Voortgezet onderwijs te delen is Wikiwijs, een website waar docenten digitale lesmaterialen kunnen maken en met elkaar kunnen delen. De Belgische variant heet Klascement. Op Lesopafstand.nl vind je dat open lesmateriaal van Wikiwijs hier per vak gesorteerd. Dit lesmateriaal is direct te gebruiken.
Naast instructievideo’s in de methodes zelf, vind je ook op internet allerlei filmpjes met aanvullende instructies voor het behandelen van specifieke onderwerpen. Denk bijvoorbeeld aan Schooltv-filmpjes of video’s met extra uitleg van een leraar over een lastig onderwerp. Sommige docenten hebben een eigen kanaal op YouTube, waar zij uitleg geven over onderwerpen per vak en leerjaar. Zo hoeft je als leraar niet altijd zelf de instructie te geven, maar kan je de kwaliteiten van andere leraren benutten. Op de Symbaloo Pagina voor de examenleerlingen van de Vrijeschool Zutphen VO vind je er nog veel meer.
MOOC’s zijn open cursussen die meestal gratis beschikbaar worden gesteld voor grote groepen studenten.Een voorbeeld van een MOOC zijn de micromodules over online onderwijs van de Open Universiteit die de basis vormen van dit blog. In zes gratis micromodules van de Open Universiteit wordt je meegenomen in de wereld van het online leren, zoals dat bij de Open Universiteit wordt vormgegeven. In deze modules worden zes onderwijsfuncties onderscheiden: leerstof aanbieden, studenten activeren, studenten begeleiden, toetsen en tentamineren en samenwerken. Elk van deze functies kan je in een bepaalde mate online inrichten. Waar staat het online onderwijs nu? En wat kunnen we verwachten in de toekomst zijn vragen die in de modules worden behandeld. Meestal zijn MOOC’s maar voor een bepaalde periode te volgen, maar soms wordt er ook een gearchiveerde versie van de MOOC beschikbaar gesteld die dan wel permanent beschikbaar is Voor de genoemde micromodules over online onderwijs geldt dit laatste. Meer MOOC’s vind je bijvoorbeeld op Edx, Coursera, Futurelearn en Openuped.
Small Private Online Courses zijn volledige online cursussen die in een besloten omgeving worden aangeboden en die vaak ook deel uitmaken van een groter geaccrediteerd programma. Veel van de cursussen van bijvoorbeeld de Open Universiteit die volledig online worden aangeboden aan studenten voldoen aan de definitie van SPOC.

Is online onderwijs eigenlijk effectief? Er is wat ouder onderzoek beschikbaar. Zo stelden Sitzman [et al.] in een meta-analyse (Sitzmann, T., K. Kraiger, D. Stewart & R. Wisher (2006). Comparative effectiveness of webbased and classroom instruction: a meta-analysis. Personnel Psychology 59, p. 623-653) over online instructie of simulatieprogramma’s dat online instructie even effectief is als klassikale instructie bij het verwerven van zowel declaratieve (feiten en principes kennen) als procedurele kennis (weten hoe een taak moet worden uitgevoerd). Let wel: het betreft hier een onderzoek naar bedrijfs- en beroepsopleidingen. De combinatie van online en ‘offline’ leren (blended learning) is wat effectiever dan alleen klassikaal leren stellen de onderzoekers. Studenten zijn over beide vormen even tevreden. (Bron: Mary Dankbaar, Online leren: werkt dat?)
Uit een latere meta-analyse van bijna 300 studies naar de effectiviteit van E-learning blijken de resultaten veel overeenkomsten te vertonen. De overall conclusie is dat online onderwijs minstens zo effectief is als traditioneel onderwijs. Waarbij online onderwijs dus een volwaardig alternatief is voor contactonderwijs. De onderzoeken richten zich met name op onderwijs voor volwassenen en voortgezet onderwijs. Wil je nog betere leerresultaten behalen? Kies dan voor een “blended traject” (online én klassikaal), dit leidt tot een beter resultaat dan alleen klassikaal onderwijs of alleen online onderwijs.(Bron: Procademy)
De gang van zaken in een klaslokaal opnemen en dan online in bv. een Zoom sessie delen is minder effectief dan klassikaal onderwijs. De virtuele klas kent zijn eigen dynamiek en is veel minder geschikt voor informatieoverdracht pur sang. Het is voor de leerling zeer vermoeiend en de kans is groot dat als iemand even niet oplet hij of zij de draad compleet kwijt is.Telkens alert zijn is eigenlijk niet vol te houden..Online onderwijs vraagt om een eigen onderwijsontwerp dat past bij deze vorm van onderwijs. Leerlingen zitten geen opgenomen les van een uur uit, chatten werkt ook minder vlot dan een echte discussie. (Bron: Micromodule 6: Onderzoek over online onderwijs)
In 2016 antwoordde de kennisrotonde van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) op een vraag wat het effect is van blended onderwijs het volgende: “De objectieve effectiviteit, waaronder onderwijsprestaties, van blended leren is gemiddeld genomen klein tot middelgroot positief. Die gemiddelde effectiviteit verschilt niet per onderwijstype of leerstroming. Deze bevinding geeft hiermee een indicatie voor het effect op de onderwijsprestaties in het voortgezet onderwijs, onafhankelijk van het vak.” En verder “De positieve effecten van blended leren blijken samen te hangen met het gebruik van quizzen, zelf-testen of iets soortgelijks. Door bijvoorbeeld een quiz in te zetten als voorbereiding op klassikale lessen, moeten leerlingen hun geheugen actief gebruiken om het geleerde op te roepen, wat kan helpen om effectiever te leren. Ook kan interactie met de computer bijdragen aan het stimuleren tot actievere verwerking, omdat leerlingen filmpjes kunnen stopzetten, terugspoelen en herbekijken. Hierdoor worden vaardigheden beter aangeleerd.”
“Digitaal lesmateriaal kan de motivatie van de leerlingen verhogen, doordat het meer mogelijkheden biedt voor het leren in hun eigen tempo, rekening houdend met de mate waarin zij in staat zijn zelf sturing te geven aan hun leerproces. Meer motivatie leidt echter niet per definitie tot hogere onderwijsprestaties van leerlingen, omdat het afhankelijk is van de soort motivatie. Een hoge uitsluitend extrinsieke motivatie kan zelfs leiden tot lagere onderwijsprestaties. Uitsluitend intrinsieke motivatie leidt over het algemeen tot hogere leerprestaties.” (Bron: NRO)


Wat zijn de ervaringen van leerlingen? Vanuit Schoolleiders voor de Toekomst vonden eind mei 2020 drie online gesprekken met een beperkt aantal leerlingen plaats om dat te achterhalen. Als je de leerlingen vraagt of ze liever een online of offline les volgen, geven ze aan dat dat afhankelijk is van het type les. Noa: “Als het puur uitleg is, kan het online. Als het veel toepassen is, is het fijn om live les te hebben.” Een aantal leerlingen gaf aan het fijn te vinden dat ze meer vrijheid hebben als ze thuis leren. Ling vertelt: “Ik vind het fijn thuis, ik heb veel minder stress. Ik kan zelf alles op mijn eigen moment doen. Ik heb het gevoel dat ik voor mezelf werk, in plaats van voor school en voor de cijfers.” Noa: “School zorgt echt wel voor routine en ritme. Zo’n ritme vinden is echt een stuk moeilijker met alleen maar online lessen.”
De leerlingen gaven ook tips:

  • Kijk per leerling wat wel en niet werkt. De ene leerling vindt het fijn om wat sturing te hebben, terwijl de andere leerling liever zijn eigen tijd inplant. En waar de ene leerling het prettig vindt om met een toets aan te tonen de stof te beheersen, toont de andere leerling dit liever aan via een praktische opdracht.
  • Bied leerlingen de mogelijkheid om vakken op verschillende niveaus te volgen. Een aantal leerlingen gaf aan dat dit hen zou motiveren om te leren.
  • Inventariseer de mogelijkheid om gedeeltelijk online lessen aan te bieden voor leerlingen die dit graag willen, maar ga nooit volledig over op digitaal onderwijs.
Herman Rigter, directeur ICT en docent robotica, media en maakonderwijs bij de ​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​Alberdingk Thijm Scholen wijst ons erop dat leerdoelen juist in deze periode houvast kunnen bieden aan docent en leerlingen: “Met afstandsleren heb je niet dezelfde productiviteit als in je reguliere lessen. Door te werken vanuit leerdoelen heb je beter zicht op welke kennis en vaardigheden jouw leerlingen moeten opdoen. Als duidelijk is welke set leerdoelen je in een bepaalde periode met je leerlingen wilt behalen, dan kun je als docent zelf bepalen hoe je de te behalen kennis en vaardigheden in je lessen aan bod laat komen. En je kunt de leerling ruimte geven om zelf keuzes te maken in hoe hij of zij laat zien de leerdoelen behaald te hebben.” Nu het onderwijs op afstand plaatsvindt, kan een leerling bijvoorbeeld in plaats van een schriftelijke toets ook een werkstuk maken of een online presentatie geven. Herman vervolgt: “Bijkomend voordeel is dat leerlingen zich meer eigenaar voelen van hun leerproces als ze zelf mogen bepalen hoe ze laten zien dat ze bepaalde kennis en vaardigheden beheersen. Als leerlingen zelf keuzes mogen maken, leidt dit vaak tot meer motivatie.” (Bron: Voortgezet leren)

Van de docenten uit het Onderwijspanel van ThiemeMeulenhoff geeft 65% aan prima uit de voeten te kunnen met lesgeven op afstand. Een docent vertelt: “Leerlingen zijn betrokken en enthousiast. Wie normaal in de klas snel overprikkeld is, is nu veel minder moe. Afstandsonderwijs is ‘to the point’, je komt veel sneller tot de kern dan in de klas. Ik zie leerlingen prachtige dingen inleveren en ik kan ze individueel aandacht en feedback geven.” De positieve ervaringen gelden niet voor iedereen. Bijna een kwart van de ondervraagde docenten laat weten zich niet echt comfortabel te voelen bij afstandsonderwijs en 11% kan zijn draai er helemaal niet in vinden. Vooral gebrek aan direct contact en interactie wordt door hen als een nadeel gezien. “Door het gemis aan nabijheid is het moeilijker om zwakkere leerlingen te ondersteunen,” zegt een van de respondenten. “Je kunt je leerlingen niet even in de ogen kijken om te zien hoe het zit. Het is moeilijk te controleren of de leerling écht meedoet.”

Voor diegenen die zich verder op dit terrein willen ontwikkelen: de Open Universiteit biedt een cursus aan (Ontwikkelen en verzorgen van online en blended leren) waarin je zelf aan de slag gaat met het ontwikkelen van online onderwijs en blended learning. Je kunt de cursus zelfstandig doorlopen aan de hand van de online leeromgeving en wordt waar nodig begeleid door docenten met een ruime ervaring en expertise op het gebied van online activerend onderwijs.De Open Universiteit onderhoudt ook een website over digitale didactiek.
Effectief leren op afstand betreft een korte en bondige gratis cursus om afstandsleren snel en op een verantwoorde, doordachte manier te implementeren in de eigen onderwijsorganisatie. Een goede gratis handout waarin vooral ook veel tools worden behandeld is Online onderwijs van Todaysteachingtools. De gratis webinars van Academy4learning zijn ook de moeite waard en worden steeds herhaald. Een webinar van Michel van Ast over blended learning is hier te volgen.
Vernieuwenderwijs.nl is een platform van, voor en door docenten die interesse hebben in onderwijsinnovatie. Hier vind je artikelen, video’s, downloads, boeken en andere tips over de nieuwste ontwikkelingen, gedachtes over onderwijs, onderzoeken, professionalisering, apps en tools en lesideeën. Het artikel over Afstandsleren geeft je praktische tips.
Tot slot. “Hoe maken we van school een plaats die zowel uitnodigt tot samenwerken als tot zelfstandig werken?”, filosofeert de directeur van de Bernard Lievegoedschool verder. “Een plaats waar je een les volgt, misschien wel een instructie terugkijkt omdat die instructie is opgenomen, een plaats waar je de leraar even opzoekt indien nodig. Een plek waar de buitenwereld naar binnen komt en die uitnodigt tot activiteiten buiten school.“

Zie ook: Onderzoekonderwijs, VO raad

donderdag 18 juli 2019

Leer leerlingen veilig internetten op school


De afgelopen drie jaar zijn in Nederland in totaal meer dan een miljoen identiteitsdocumenten opgegeven als vermist of gestolen. Het aantal meldingen van identiteitsfraude in 2018 is dan ook verdubbeld ten opzichte van 2016. (Bron: Radar
De Volkskrant meldde op 17 juli 2019 dat ongeveer 1,2 miljoen Nederlanders (8,5 procent van de internetgebruikers van 12 jaar of ouder) vorig jaar het slachtoffer zijn geweest van een vorm van digitale criminaliteit. Fraude bij online aankopen komt het meest voor, en vooral jongeren lopen risico, zo blijkt uit onderzoek van het CBS.
Wij zijn dus slordig met onze privacy en identiteit in het fysieke leven en dat geldt ook voor ons leven online. Soms is het inderdaad gewoon slordigheid, maar vaak is het ook onwetendheid, soms zelfs zelfoverschatting. Leerlingen zijn digitale veelgebruikers zijn en hebben veel vertrouwen in hun eigen digitale kunnen. Ze doen hun digitale kennis en vaardigheden naar eigen zeggen op in hun vrije tijd en worden daarbij geholpen door hun ouders. Dat meldt Kennisnet in de Monitor Jeugd en Media 2017. Voor de Monitor 2017 ( en dit is nu het meest recente onderzoek)  zijn leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 18 jaar geënquêteerd.
Vaak overschatten die jongeren hun eigen kennis. Zij zeggen ook dat school nauwelijks een rol speelt in het bijbrengen van mediawijsheid, dus alle ’kennis’ is zelf opgedaan. Uit de Monitor blijkt in elk geval dat veel leerlingen moeite hebben op internet te zoeken en informatie op waarde te schatten. Daar ligt dan een schone taak voor de Mediathecaris op elke school, zou ik zo zeggen, maar dat weten we allemaal al lang. School heeft ook een taak bij het aanleren van vaardigheden als het bewaken van de privacy en internetveiligheid. Nidal (10) zegt in de Monitor: “over virussen en veilig internet en zo; daar zouden we meer over moeten krijgen op school.” 

Om veiligheid en privacy in de klas bespreekbaar te maken zou je - om te beginnen - gebruik kunnen maken van de ‘25 vragen over internet’ die Kennisnet publiceerde op Leraar24.nl. 100 Vragen zijn verdeeld over vier artikelen:


Specifiek over identiteitsfraude gaat een les van Bureau Jeugd en Media. Leerlingen weten na de les wat identiteitsfraude en identiteitsdiefstal is, dat het strafbaar is en hoe je jezelf er tegen kunt beschermen.

In de Cyberskilltest (Hoofdpartners onder meer KPN en Google) krijg de leerling direct uitleg en praktische tips om zijn ‘skills’ te verbeteren. Als alle vragen beantwoord zijn, zien ze hun eindscore. Je krijgt dan tevens een lijst met aandachtspunten om veiliger online te zijn. Zeer goed te doen door leerlingen. Ze leren bijvoorbeeld de ‘Volg-me-niet’-optie van je browser aan te zetten en hoe je ervoor moet zorgen dat Google je zoek- en surfgedrag niet bijhoudt en hoe je een Wifi netwerk kunt gebruiken of juist niet. Je kunt trouwens de test heel goed klassikaal uitvoeren op een digibord. De hoofdsite Alert online volgt ook het nieuws over cybersecurity en is een bron van informatie. Alert online is ook actief op onder meer Facebook.
Trouwens, ook Ziggo en T-Mobile besteden aandacht aan veilig internetten met allerhande tips.

Leuk om individueel aan leerlingen voor te leggen is de Veilig internetten quiz. Op de site van veilig internetten van de overheid vind je verschillende thema's. Eén thema is bijvoorbeeld Privacy. Andere thema’s zijn Basisbeveiliging, Mobiel en Sociale media.

Op initiatief van ROC ID College in Woerden is de Nederland Veiligonline Quiz ontwikkelt. Ook deze zelf-check kun je prima op het digibord met de hele klas doen. Op de site zelf 
vind je heel veel informatie. over het veilig gebruiken van sociale media en virusbeveiliging.
Ook Microsoft ontwikkelde een Veilig internet quiz, die je prima klassikaal op het digibord kunt doen.

Een volledige lessenserie wordt aangeboden door  Waag/technology & society, Bits of Freedom en Netwerk Democratie. In de serie is er extra aandacht aan de techniek achter internet en de bescherming van dataverkeer. De Baas Op Internet bestaat uit 6 lesmodules om bewustwording over het internet te vergroten. Leerkrachten kunnen werkbladen en instructie gratis downloaden. Onder meer Privacy, Datasporen en Algoritmes worden behandeld. De doelgroep beslaat groep 7 en 8 van de basisschool en klas 1 en 2 van de middelbare school. Doel is kennis opbouwen om beter in staat te zijn om hun eigen internetgedrag te doorgronden en hun (online) privacy te beschermen. Bewustwording, keuzevrijheid en handelingsvermogen staan hierbij centraal.

Het handboek Het web dat we willen voor tieners is te downloaden, evenals het bijbehorende lesmateriaal. De lessen in het handboek zijn ontworpen door leerkrachten, voor leerkrachten in heel Europa en daarbuiten. Het Handboek voor opvoeders is eveneens gratis te downloaden en helpt leerkrachten om vraagstukken rond het online gedrag van jongeren te integreren in hun lesprogramma. 

Wil je echt degelijk aan de slag met je leerlingen en ze een nieuwe digitale persoonlijkheid aanbieden: ga dan (data)detoxen! “Heb jij het gevoel dat je digitale persoonlijkheid je stilletjes uit handen glipt? Geef je eraan toe om veel apps te installeren? Heb je iets te vaak “Ik ga akkoord” aangeklikt? Ben je de tel kwijt van het aantal accounts dat je hebt aangemaakt? Dan heb je misschien minder controle over je digitale leven dan je eigenlijk zou willen. Dit kan anders! De Data Detox Kit is een kuur waarmee je zelf aan de slag gaat. Het kost je dagelijks minder dan een half uurtje en duurt acht dagen. Daarna is jouw digitale ik er een stuk beter aan toe – en heb je meer controle.”, aldus de inleiding van de Kit. (data-detox.nl)
Als je er mee aan de slag gaat hoef je dat natuurlijk niet over acht dagen uit te smeren, je kunt de tijd zelf indelen. Verder kun je ook The Glass Room Experience nog downloaden. Dit is een tentoonstelling die bij de Data Detox Kit hoort. Je zou de affiches  kunnen sealen of op hardboard kunnen plakken en in de klas tentoon kunnen stellen.

Privacy en veiligheid zijn ook onderwerpen van het veel omvattender  Nationaal Media Paspoort. Het Nationaal Media Paspoort voor het Voortgezet Onderwijs Onderbouw en Bovenbouw bestaat uit 7 lessen of activiteiten, die tussen de 40 en 140 minuten in beslag nemen en dus in een of meerdere lessen behandeld kunnen worden. De 7 thema’s van het programma zijn:
  1. Weet wat je ziet
  2. Bewaak je identiteit
  3. Wat je geeft krijg je terug
  4. Houd de klok in de gaten
  5. Maak goede keuzes
  6. Bescherm je privacy
  7. Zorg voor je eigen veiligheid
Bij elke activiteit wordt aangegeven welke VO kerndoelen worden nagestreefd, maar ook welke 21ste eeuwse vaardigheden worden ontwikkeld en welke werkvormen uit het eindadvies Onderwijs 2032 worden toegepast. Ook dit materiaal is gratis te downloaden

N.B. Ik heb me hierboven alleen beperkt tot gratis en laagdrempelige  initiatieven, waardoor bijvoorbeeld Veilig en verstandig online hier niet besproken zijn. 

vrijdag 22 februari 2019

Maak zelf eens nepnieuws

In Nepnieuws: Een wereld van desinformatie behandelt Han van der Horst de geschiedenis van politieke communicatie en propaganda in de grotere context van de ontwikkeling van de media. “Nepnieuws is geen nieuw verschijnsel, het bestaat al eeuwen”, luidt zijn boodschap. Hij behandelt in 13 hoofdstukken oorlogspropaganda tot geruchten, haatspraak tot leugens, sensationale journalistiek tot selectief gebruik van feiten. Je vraagt je als lezer gaandeweg het boek wel af of alles wat Van der Horst in zijn boek noemt wel onder de noemer 'nepnieuws' is te vangen. M.i. holt hij door zijn brede keuze het begrip steeds meer uit. En - hoewel het buiten zijn kader is gehouden - is het niet juist zo dat bijvoorbeeld het boek The Hidden Persuaders (Verborgen verleiders, 1957) van de Amerikaanse wetenschapsjournalist Vance Packard eigenlijk een nieuwe, voor ons huidige begrip van nepnieuws belangrijke, wetenschappelijke fase in de beïnvloeding van personen blootlegde?

Wetenschap en verkiezingen
Packard legde in zijn boek de commerciële manipulatie in de moderne consumptiemaatschappij bloot. Het wetenschappelijke veld van attitudeverandering en beïnvloedingstechnieken dat daaraan ten grondslag ligt, bevindt zich ergens halverwege de sociale psychologie en de communicatiewetenschap en heeft zich steeds verder ontwikkelt. Massale beïnvloeding en manipulatie heeft een hoge vlucht genomen: zo kan nu zelfs elk detail van een (politieke) campagne tegenwoordig vooraf uitvoerig worden getest.(Bron: Kennislink)
Het gaat inmiddels meer over de grote rol van emoties bij het definiëren en herdefiniëren van leiderschap. Gewone marketeers en verkiezingsstrategen richtten zich lang op een positionering naar sociale categorieën en lifestyles, naar waardepatronen en 'kwesties’. De Amerikaanse psycholoog Drew Westen benadrukt echter in The Political Brain: The Role of Emotion in Deciding the Fate of the Nation (2008) dat kandidaten niet zozeer moeten rivaliseren op de markt van “overwegende ideeën” als wel op de markt van “overwegende emoties”. (Jaap van Ginneken in De Groene)
Wie bijvoorbeeld verkiezingen wil winnen, doet er dus goed aan zijn boodschap te vertalen naar emoties. Westen laat zien hoe woorden en beelden de hersenen activeren en zo beïnvloeden wat mensen geloven, voelen en uiteindelijk ook hoe ze stemmen. Menselijk gedrag wordt, volgens Westen, grotendeels gedreven door twee emoties: hebzucht en angst. Hebzucht komt uit het deel van het brein dat beloningen registreert en omvat bijvoorbeeld ook het verlangen naar liefde. Negatieve emoties van angst en agressie zijn geworteld in de amygdala, in de oudere en primitievere lagen van het brein. Angst en agressie over het oprukken van vreemde rassen, culturen en religies en de vermeende beknelling van de eigen groep zijn uitzonderlijk gemakkelijk te mobiliseren en te propageren. Onderzoek toont volgens Westen aan dat conservatieve stemmers een grotere amygdala hebben dan progressieve kiezers. Deze laatsten hebben juist een grotere mediale prefrontale cortex, die een rationeel-cognitieve functie heeft en in de amygdala geregistreerde emoties onderdrukt. (Bron: ThePostOnline)
Dat lijkt mij wat ver te gaan, maar hoe dan ook, de cognitieve psychologie heeft vastgesteld dat we voor al onze handelingen en situaties ‘scripts’ en ‘schemata’ in ons hoofd hebben. Naarmate abstracte begrippen (‘laf’, ‘draaikont’) en concrete ervaringen vaker met elkaar verbonden worden, vormen ze permanente netwerken die door alle hersenlagen heen lopen, aldus de psycholoog en communicatiewetenschapper Van Ginneken in De Groene.

Beïnvloeden is dus wetenschap geworden. Wat ons vandaag de dag extra zorgen moet baren is de desinformatie die er speciaal voor ontworpen is om ons met leugens en verdraaiingen van de werkelijkheid in een bepaalde richting te sturen. Het is nu meer en meer een doelgerichte psychologische oorlogvoering van strijdende partijen die het moreel van de tegenstander met valse berichten proberen te ondermijnen of die met weer andere leugens proberen hun burgers aan zich te binden. (Bron: Sargasso)
De documentaire ‘Brexit: The Uncivil War’ toont hoe je een achterstand in de peilingen kunt goedmaken met bluf (de beruchte 350 miljoen pond die nu wekelijks zou kunnen worden uitgespaard ten behoeve van de Britse gezondheidsdienst (NHS) of de ‘tachtig miljoen Turken die hierheen komen als Turkije EU-lid wordt’). Dergelijke ‘beïnvloeding’ werd natuurlijk ook al eerder in de geschiedenis gebruikt, maar hulp komt nu van uitgekookt gebruik van big data, algoritmes en statistische analyse. Door speciale databedrijven is voor het Brexit referendum uitgezocht welke Britse stemmers twijfelen en hoe die te overtuigen. Software test hoe effectief je mensen kan beïnvloeden op basis van hoe ze klikken, liken en delen. Bedrijven die data verzamelen weten waar elk individu op sociale media blij of bang van wordt. Dergelijke gegevens worden nu gebruikt in politieke campagnes. (Bronnen, AD en DWDD)



De media
Ook het medialandschap is veranderd. Tv, kranten (hoe manipulatief sommige ook zijn) hebben zich ontwikkelt en er is een keur aan (gratis) media waarop een ieder zijn mening kan ventileren. In 2001 al stelde Jaap van Ginneken in Verborgen verleiders, hoe de media je sturen de kanttekening dat niet alleen reclamemakers, maar ook nieuws- en programmamakers steeds meer inspelen op onze zwakke kanten. Zij brengen volgens de psycholoog niet meer wat ze op grond van hun vak belangrijk vinden, maar wat de lezer graag wil lezen en de kijker graag wil zien. "Redacties van omroepen en dagbladen weten vanuit hun opleiding en sociale positie wat er geweten moet worden. Daarbij richt men zich op de grootste gemene deler. Mensen willen glitter en glamour.” De dagbladwereld ontkomt dus - naar de mening van Van Ginneken aan het begin van de eeuw - evenmin aan de verschraling die zich elders voordoet. "Kranten beginnen steeds meer op elkaar te lijken. Als je de opmaak van knipsels onherkenbaar maakt, kun je vaak niet meer raden uit welke krant ze komen. Het is één grote brij van zogenaamde weldenkendheid waardoor kranten voorspelbaar zijn geworden.” Het was voor Van Ginneken in 2001 echter nog te vroeg om de grote impact van het internet en sociale media in te schatten.
Het is ook niet het hele verhaal, zo blijkt uit een artikel van Villamedia. NRC stelt in de rubriek NRC Checkt de vraag klopt het dat 'In het hele Westen het vertrouwen in de journalistiek op een historisch dieptepunt ligt'? NRC gebruikt vaak geciteerde onderzoeken naar vertrouwen in instituties in binnen- en buitenland. Die laten al jaren zien dat het vertrouwen in de media in de meeste westerse landen op een laag niveau ligt. En de studies tonen de laatste jaren een dalende trend. Het geruststellende antwoord is echter: nee. Sociale media trekken het gemiddelde naar beneden. Daartegenover staat toch een toegenomen vertrouwen in traditionele media, aldus Villamedia.
Van Ginneken stelt in 2013: “We zijn ongemerkt een compleet nieuwe tijd ingegaan. Mensen leven minder dan ooit in de ware wereld, en steeds meer in hun voorstellingen van de ware wereld. Ze kijken er weliswaar naar op hun eigen schermen, maar door andermans camera’s en invalshoeken. Dat heeft natuurlijk héél andere implicaties. Die voorstellingen worden ook minder gedragen door de politieke analyses en rationele vertogen, door de beginselprogramma’s en ideële voorkeuren van het Gutenberg-tijdperk. Maar steeds meer door vluchtige associaties en emotionele beelden van het moment. Staccato flashes van dromen en nachtmerries, reclame en propaganda, hypes en scares.” (De Troonrede van Jaap van Ginneken 2013)

Dat er niet alleen politiek gewin valt te halen door emotioneel gesjoemel blijkt wel uit het volgende voorbeeld. De populaire Nederlandse zanger Dotan gebruikte nep-accounts en nepnieuws om zijn carrière vooruit te helpen. Dat ontdekte de Volkskrant. Het is een pijnlijk en gênant verhaal. Daarnaast maakte hij gebruik van een heel leger aan trollen die hem ophemelt zodra er een nummer van hem op de radio te horen is.
En er gebeurt meer achter de schermen, ver uit het zicht van de meeste mensen. Gekochte volgers, neplikes, automatische likebots (computerprogrammaatjes die berichten oppikken en verspreiden) - allemaal trucs om je account op Instagram, Twitter etc. populairder te maken. Doet iedereen dat? Nee, niet iedereen. Gebeurt het veel? Ja, dat wel. Daarom ook wilde de Europese Unie strengere regels voor bots. Die moeten zich ook als zodanig kunnen identificeren en zich kunnen onderscheiden van menselijke sitebezoekers.



Maar, nepnieuws wordt niet alleen vermenigvuldigd door zogeheten bots. Het is de mens zelf met zijn voorliefde voor nieuwigheidjes die de leugens rondbazuint, schrijven de onderzoekers van het befaamde technologie-instituut MIT in Boston in het vakblad Science.

Het rapport Digitalisering van het nieuws (2018) van het Rathenau Instituut stelt dat “technologische ontwikkelingen manipulatie van de online nieuwsvoorziening steeds gemakkelijker en goedkoper maken”. Is dat reden tot zorg of wanhoop? Krijg ik met mijn gepersonaliseerde nieuwsoverzichten op sociale media nog betrouwbare informatie? Of zorgen deze berichten er vooral voor dat ik geboeid blijf en dat ik het nieuwsoverzicht blijf volgen? Krijg ik op basis van deze berichten nog wel een volledig beeld van de actualiteit? Algoritmes bepalen tegenwoordig welke content je te zien krijgt. Welke berichten zie ik niet? Lees ik niet alleen het nieuws dat ik wil lezen en waar ik achter sta? In het rapport stelt het Rathenau Instituut in 2018 dat onderzoek aantoont dat desinformatie en personalisatie echter (nog) geen grote impact op de samenleving hebben gehad. (Bron: Mediawijzer.net)
De techniek staat echter niet stil. Wat als we niet meer kunnen geloven wat we zien of horen? Begin 2018 werd zichtbaar wat een mogelijk nieuwe fase van nepnieuws kan zijn: de deep fake-video, de (bijna) perfecte nepvideo. Deep fake is een verzamelnaam voor slimme software die op basis van kunstmatige intelligentie audio of bewegend beeld kan manipuleren. Simpel gezegd kun je met een deep fake iemand, bijvoorbeeld een politicus, dingen laten zeggen of doen die hij in werkelijkheid nooit gezegd of gedaan heeft. Je hebt eigenlijk maar 30 seconden beeld nodig van de echte persoon, zegt Theo Gevers van de UVA in de aflevering Deep Fake News van Tegenlicht. Met die 30 seconden kun je input geven aan het systeem en daarmee de persoon iets laten zeggen wat hij of zij nooit gezegd heeft. Deze technologie ontwikkelt zich zo rap dat die steeds toegankelijker wordt voor de massa. Met alle gevolgen vandien.



Hoe herken je nu zelf nepvideos van bekende personen? Zie daarvoor deze Ted-talk.

We beginnen nu pas in te zien hoe informatie wordt verspreid en hoe sommige groepen of regeringen de kijk op wereldnieuws proberen te beïnvloeden. Aldus Michael Hess van Storyful in de eerder genoemde aflevering van Tegenlicht. Het kan volgens hem ook heel subtiel door voor een gebeurtenis andere beelden te gebruiken. de media pikken het snel op en social media doet de rest. Er is nu een hele industrie ontstaan om nepnieuws te traceren. De media-inlichtingendienst Storyful is is een voorbeeld van een bedrijf dat zich met nepnieuws bezig houdt.. Hun missie: “We analyze conversations and content across digital platforms — from mainstream to fringe networks — to make sense of what’s happening on social media.” Ook de Universiteit Leiden doet aan factchecking. Zij onderzochten onder meer wat zij noemen ‘pulpnieuws’. Er zijn zelfs chrome-extenties die je kunt installeren en die daarbij kunnen assisteren.

Onderzoek wijst uit dat jongeren hun “vermogen overschatten om de kwaliteit en betrouwbaarheid van online nieuwsberichten goed te beoordelen”. Het vergt van onze maatschappij dus een flinke investering in mediawijsheid, te beginnen bij onze jeugd. (Bron: Mediawijzer.net) Konden wij vroeger misschien in het onderwijs nog een sensatiekrant afzetten tegen een deftig en gedegen opinieblad die een onderwerp van alle kanten behandelde, nu is ook nog eens ieder van ons in staat om nieuws te maken en te posten.
Van der Horst noemt in zijn boek ook nog een belangrijk verschil met de twintigste eeuw: “Desinformatie komt tegenwoordig veel sterker binnen, omdat zo veel mensen de hele dag online zijn.” Geen reden tot wanhoop, is de titel van het laatste hoofdstuk van zijn boek. De producenten van nepnieuws vinden nog steeds belangrijke tegenspelers bij de gevestigde media en - als het goed is - in het onderwijs. Het tegenwicht bieden tegen misleidende communicatie zou volgens Van der Horst een prioriteit moeten zijn in alle curricula.

  • Op school dien je te leren kritisch naar informatie te kijken, zodat je in staat bent zelfstandig tot een weloverwogen oordeel te komen.
  • Doorgrond betekenissen. Slik niets voor zoete koek. Onderwerp de argumentatie aan een gedegen analyse.
  • Identificeer de bronnen. Schat ze volgens vaste regels en procedures in op hun geloofwaardigheid.
Zo ontwierp Famke de Jong voor het voortgezet onderwijs de vakoverstijgende les Nep of Echt. Heel veel middelbare scholieren verdwalen op internet. Het is belangrijk dat ze op de juiste manier en zo betrouwbaar mogelijk informatie kunnen achterhalen op internet. Tegenlicht ontwikkelde ook lesmateriaal over wat er met jouw persoonlijke data kan gebeuren. Klassetv besteedt ook aandacht aan mediawijsheid. Eén van de lessen gaat over nepnieuws.

Zelf nepnieuws maken
Thuis nepnieuws maken is de titel van het voorlaatste hoofdstuk van Nepnieuws, een wereld van desinformatie. Het bevat tips en trucs om zelf nepnieuws te verspreiden. Met een knipoog eindigt dit hoofdstuk met de relativerende constatering: “Ach,en het is mede een kwestie van talent. Het is niet iedereen gegeven om de boel geloofwaardig te belazeren.”
Maar het ervaren van de impact van door jou gecreëerd nepnieuws is toch echt een goede leerervaring volgens DROG. DROG wil jongeren weerbaarder maken voor nepnieuws door ze zelf fakenews te laten maken. DROG is een groep specialisten en ervaringsdeskundigen op het gebied van desinformatie. “We willen zoveel mogelijk mensen immuun maken voor misleiding en polarisatie door desinformatie”, stelt DROG.
Om een zesde zintuig voor desinformatie te ontwikkelen moet je oefenen. In de DROGgame Slecht Nieuws word je zelf nepnieuwsmaker. Jouw missie is om zoveel mogelijk volgers te verzamelen en heel Nederland om de tuin te leiden. Als je zelf nepnieuws maakt merk je hoe snel je over grenzen heen gaat, aldus DROG. In het spel heb je binnen no-time een succesvolle nieuwssite en beweeg je je in de schimmige wereld van propaganda en misleiding. Door te schuiven met bronnen, experts en beeldmateriaal maak je gevaarlijk geloofwaardige desinformatie. Vier principes die goed werken bij het maken van nep-nieuws volgens DROG:

  • Zorg dat er informatie ontbreekt. Hierdoor gaan de lezers zelf nog heftiger aannames doen.
  • Misbruik een autoriteit. Maak je verhaal geloofwaardiger door het toe te schrijven aan een niet bestaande expert of organisatie.
  • Gebruik een heftig plaatje. Dat is altijd een goed idee bij slecht nieuws.
  • Produceer alleen negatief nieuws dat zoveel mogelijk inspeelt op onderbuikgevoelens als angst en boosheid. (Bron: PCR)
Een mooi en onschuldig voorbeeld vind ik zelf nog altijd KeepZutphenWeird (Het nieuws uit een ander oogpunt)? Deze site produceerde nieuws met een knipoog - in dit geval over Zutphen. “Goede leugenaars vertellen zo min mogelijk leugens.” Je moet dichtbij de waarheid liegen, volhouden, nooit toegeven. „Als je iets vaak genoeg herhaalt, wordt het waar”, aldus de NRC. De makers van KeepZutphenWeird hebben dit goed begrepen, er wordt op de site altijd aangehaakt bij onderwerpen die wel degelijk speelden in Zutphen.
Ten grondslag aan de game, aldus DROG, ligt de inentingstheorie van sociaalpsycholoog McGuire, die stelt dat ‘vaccinatie’ met een beetje van het kwade de weerstand ertegen verhoogt. En dat brengt ons ook bij een betere definiëring van nepnieuws, want niet alle nepnieuws heeft een kwade intentie. (NRC)

Definitie
Een rapport van de Raad van Europa van 2017 introduceert een andere invulling van het bij iedereen bekende ‘nepnieuws’: “Much of the discourse on ‘fake news’ conflates three notions: mis-information, disinformation and mal-information. But it’s important to distinguish messages that are true from those that are false, and messages that are created, produced or distributed by “agents” who intend to do harm from those that are not:

  • Dis-information. Information that is false and deliberately created to harm a person, social    group, organization or country. 
  • Mis-information. Information that is false, but not created with the intention of causing harm.
  • Mal-information. Information that is based on reality, used to inflict harm on a person, organization or country. (=Hate speech, Harassment, Leaks)
(Bron: Toward an interdisciplinary framework for research and policy making)

Zie ook: Infographic, NOS, Mediawijsheid.nl, NRC, Mediatheek 14A

Nepnieuws: Een wereld van desinformatie en Verborgen verleiders zijn te leen in de Mediatheek.

vrijdag 23 februari 2018

Het hoofd wordt een steeds tragere computer

“Het was nooit genoeg. Het bracht geen rust, maar juist onrust in huis. Dat kun je de kinderen niet kwalijk nemen, want games en social media zijn juist ontworpen met een ingebouwd verslavend effect.”
Rebecca Altamirano, baas van een tech-bedrijf in Silicon Valley in Brandpuntplus

Steeds meer scholen geven iPad-onderwijs, we sturen elkaar nauwelijks nog handgeschreven brieven en zelfs het boodschappenlijstje wordt vaak in een app gemaakt. Juist daarom blijft goed leren schrijven voor kinderen van groot belang, benadrukt Aartje Schoemaker. Schoemaker is oud-docent en zet zich in voor het Platform Handschriftontwikkeling. Maak van schrijven op de basisschool een apart vak, in plaats van het bij 'taal' onder te brengen, adviseerde het Platform Handschriftontwikkeling de Kamer in januari van dit jaar.

Kinderen moeten het dichtbij kijken steeds na 20 minuten onderbreken voor een pauze van 20 seconden en moeten eigenlijk ook dagelijks 2 uur buiten spelen. Bij kinderen die al bijziend zijn, moeten oogartsen de verslechtering van de ogen remmen met druppels en lenzen. Het zijn waarschuwingen van oogheelkundige Caroline Klaver van het Erasmus MC. Al jaren stijgt het aantal kinderen dat ver weg niet meer scherp ziet, en die bijzienden hebben later een grotere kans om slechtziend te worden. De boosdoener is duidelijk, zegt Klaver: de vele schermpjes waar kinderen naar staren, en het feit dat ze minder vaak buiten komen. Bij kinderen die al bijziend zijn, moeten oogartsen de verslechtering van de ogen remmen met druppels en lenzen. (Bron: Trouw en NRC)

In de Digitale Nieuwsbrief van Digischool van mei 2017 lezen we dat het gebruik van smartphones en tablets steeds vaker wordt toegelaten in de klas. Uit onderzoek van een jaar daarvoor blijkt dat 9 van de 10 docenten het gebruik van smartphones tijdens de les goedkeurt. Het gebruik van tablets is een meerwaarde voor het onderwijs geworden, maar zijn smartphones - vraagt Digischool zich af - toch niet veel te afleidend voor kinderen? Digischool zet aan het eind van het artikel de voor- en nadelen van tabletgebruik en smartphones in school op een rijtje. Afleiding en onduidelijkheid over de leeropbrengsten worden onder meer als nadelen opgevoerd.

In Frankrijk zien ze vooral nadelen van de smartphone en dat land maakt ondertussen korte metten met mobieltjes op school. Vanaf september 2018, het begin van het schooljaar, zijn smartphones op basisscholen en middelbare scholen verboden. Er is al een verbod op het gebruik van de apparaten tijdens de les, maar dat wordt uitgebreid naar pauzes. Leerlingen op lycées (vanaf 15 jaar) zouden nog wel gebruik mogen maken van mobieltjes. (Bron: Tweakers.net)

‘Heeft de smartphone een generatie verpest?’ kopte een artikel van psycholoog Jean Twenge in het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic. De zogenaamde iGeneratie, geboren tussen 1995 en 2012, zou door smartphones depressiever zijn, concentratieproblemen hebben en minder empathisch zijn. “De schrijver heeft het onderwerp goed en wetenschappelijk onderzocht. Ik schrok van de resultaten”, reageert Michel van Ast in COS van november 2017. Hij is spreker, trainer en adviseur over onderwijs en ICT en schreef onder meer het boek Kleppen dicht. Het heeft volgens Van Ast weinig zin te ontkennen hoe belangrijk smartphones zijn in hun leefwereld en ook later tijdens hun studie of op het werk. “Laten we vooral de leerlingen begeleiden bij het omgaan hiermee door mediawijsheid te integreren in alle vakken.” Voor het inzetten van de smartphone in de les geldt wat Van Ast betreft een algemene regel: je moet kunnen uitleggen hoe het bijdraagt aan het leren. Is het alleen om de les op te leuken, dan kun je het beter achterwege laten. Blijf in elk geval als docent ook bij en weet waar je over praat en waar jouw leerlingen mee bezig zijn op het web. Dat kan bijvoorbeeld door de Monitor Jeugd en Media te volgen.

Docent vindt smartphone verrijking
Onderzoek van eind 2017 toont aan dat een meerderheid (51%) van de docenten in het voortgezet onderwijs in Nederland de inzet van de smartphone voor onderwijsdoeleinden - al of niet onderbouwd - een verrijking voor het onderwijs vindt. Tegelijkertijd merkt ook een meerderheid van de docenten in het voortgezet onderwijs een negatieve invloed op de schoolprestaties door social mediagebruik van leerlingen. Nog wat cijfers uit dit onderzoek: 40 % maakt zich echter wel grote zorgen over het smartphonegebruik door leerlingen en 53 % maakt zich enigszins zorgen over het smartphonegebruik door leerlingen. 75% denkt dat gebruik van sociale media het concentratievermogen aantast en 54 % ergert zich aan het smartphonegebruik door hun leerlingen. Twee derde van de docenten (63%) weet wat de schoolregels omtrent smartphonegebruik onder leerlingen zijn en 23% niet. Tevens geeft iets meer dan de helft (54%) aan dat veel leerlingen zich verzetten tegen de betreffende regels en geeft ongeveer een derde (31%) aan dat veel docenten op hun school de regels omtrent smartphonegebruik aan hun laars lappen. Volgens een op de vijf docenten (20%) leidt de inname van smartphones dan ook nog eens vaak tot boze ouders. (Bron: COS)
Het overgrote deel van de docenten maakt zich dus wel zorgen over het telefoongebruik van middelbare scholieren. Zij merken dat leerlingen snel zijn afgeleid, ze kunnen zich minder goed concentreren en hebben meer tijd nodig voor hun huiswerk. Bovendien halen ze slechte cijfers en stijgt het aantal zittenblijvers. (Bron: Trouw) Maar het heeft alles te maken met opvoeding of mediawijsheid. Vives publiceerde onlangs een artikel waarin je met een paar simpele apps deze stoorzender in een behulpzame onderwijstool verandert.

Een minder goede concentratie bij studenten merkt ook Paul Kirschner, hoogleraar onderwijspsychologie aan de Open Universiteit op. "De huidige generatie studenten kan zo snel typen dat ze wat gezegd wordt bijna letterlijk overschrijven", stelt Kirschner. "Maar zo gaat informatie het ene oor in en weer tien vingers uit. Je hersenen verwerken het niet." Je kunt dan ook stellen dat als je met jouw laptop de collegezaal ingaat, je lagere cijfers haalt. Wie schrijft daarentegen, maakt een motorisch geheugenspoor waardoor een uitgebreider patroon van hersenactiviteit kan plaatsvinden. Kirschner verwijst naar meerdere onderzoeken waaruit blijkt dat studenten die met de laptop aantekeningen maken flink lager scoren bij tentamens dan degenen die dat met de hand doen.
Susan Ravizza bekeek het internetgebruik van studenten en concludeerde dat de betrokkenheid veelal uit ging naar sociale media, YouTube, e-mail, shoppen, chatten, nieuwssites en spelletjes. Door deze afleiding, die ze zelf opzoeken, zijn de leerlingen gemiddeld meer dan 40% van de tijd er met hun hoofd niet bij, met slechte leerresultaten als gevolg. (Bron: Scientific American, 2017) Uit onderzoek bleek verder dat ook andere leerlingen die dit gedrag zagen vervolgens slechter presteerden. (Bron: Didactiefonline) Kirschner introduceert in zijn column daarom de slogan “laptop: het nieuwe meeroken”.

Vrije scholen
Okay, de pedagogiek van de vrije scholen heeft dus met terugwerkende kracht haar gelijk gekregen en dan hebben we het nog niet eens gehad over de gameboyrug en tabletnek… Het is alleen jammer dat dit gelijk zonder vergaande digitale ervaringen op de vrije scholen zelf is verkregen. Het feit dat er allerhande maatschappelijke problemen ontstaan ten gevolge van foutief tablet- of mobiel gebruik ontdoet je namelijk niet van de plicht om - zoals Van Ast hierboven al suggereerde - de leerlingen te begeleiden (samen met ouders) in het omgaan hiermee. Juist de nadruk op positief gebruik door het doelbewust als een middel in te zetten zou belangrijk kunnen zijn.
Wat zegt Steiner hier over? “Steiner waarschuwde herhaaldelijk op krachtige wijze voor de neiging om zich af te willen sluiten voor technologie en het moderne bestaan, Steiner stelt dat de mens juist in contact met technologie en met beide voeten in het moderne bestaan zich innerlijk genoeg weerbaar dient te maken en positieve zielenkrachten ontwikkelen.” (te lezen in: Inspiratieboekje over mediapedagogiek of digitale geletterdheid)
Maar hoe leren we de jongeren deze middelen dan positief in te zetten? Natuurlijk het liefst door in het voortgezet onderwijs mediawijsheid te integreren in alle vakken. Door de vruchten te plukken en de negatieve gevolgen van nieuwe technologie tegen te gaan (en ook ervaring met ict op te doen) kun je jezelf in je lessen beter verhouden tot ict. Ict-bekwaamheid bij docenten is dus zeker een voorwaarde om goede leerlijnen ict vast te stellen. Een werkgroep van het Steinercollege in Haarlem stelde het in 2013 als volgt: “De werkgroep zou het betreuren als de ict-middelen-inzet eigenlijk een didactisch onvermogen aan het licht zouden brengen van de docent in kwestie; laten we hopen dat elke op deze school werkzame docent deze middelen bewust en overdacht inzet.”

Soms overvalt mij dan ook een bepaalde moedeloosheid als er weer eens op een van de vrije scholen een groep wordt opgestart die gaat nadenken over ict of mobieltjes. We weten en wisten welke gevaren er aan de ongebreidelde toepassing van ict kleven, dat kunnen we niet eindeloos blijven onderzoeken. Belangrijker is steeds: wat nu? Helemaal weren zoals in Frankrijk? Ook geen tablets of laptops? Net doen of het niet bestaat?
De vrije scholen worstelen er al jaren mee om ict en digitale geletterdheid in de onderwijsvisie en de leerlijnen te integreren. Niet dat het regulier onderwijs nu alles zo goed op orde heeft, dat zeker niet. De voorlopers maken nu ook daar vaak pas op de plaats en komen soms zelfs in de problemen. Wetenschappelijk onderzoek heeft ook nog steeds geen significant resultaat van investeringen in ict laten zien.
Wij kunnen ook leren van de ontwikkelingen die zich voordoen in bijvoorbeeld Silicon Valley, zoals in een uitzending van Brandpunt van 13 februari werd getoond. Daarin zie je de in de kop geciteerde Rebecca Altamirano en haar man Antonio die een innovatiebedrijf in Silicon Valley hebben. Ze ontwikkelen apps en helpen bedrijven bij digitale vernieuwing. Juist zij hebben besloten hun vier kinderen schermvrij en low tech op te voeden en naar een vrije school te sturen. Wat zien deze ouders en hoe verhoudt zich dat tot onze (media)pedagogiek is daarbij een belangrijke vraag?
Digitale geletterdheid, ik noemde het zo even, is een onderdeel van de zogenoemde 21st century skills. Eerder blogde ik al dat er eigenlijk voor het vrije school onderwijs eigenlijk niets nieuw is aan de zogenaamde 21ste eeuwse vaardigheden: “Nou echt ‘nieuw’ (voor de meesten van ons) zijn in elk geval de digitale vaardigheden. Niels Schieman, schoolleider van een vrije school in het primair onderwijs is het hierin met mij eens. “Echt nieuw is de positie en invloed van digitalisering en de toegankelijkheid van informatie. Daar op een zinvolle, slimme en gezonde manier mee omgaan vraagt nieuwe vaardigheden, niet alleen van de leerlingen, maar ook van de leerkrachten.“ (Bron: Vrijescholen.nl)
Wat wij op de Vrije Scholen nu vooral nodig hebben is naast een theoretisch kader ook ‘schoolvoorbeelden’ en good practices van een aantal digitale pioniers. Van daaruit kunnen we kijken of sommige digitale toepassingen werken en hoe we dit kunnen inpassen in onze leerlijnen. En ook: hoe verhoudt zich dat tot de antroposofische pedagogiek? Daarvoor heb je ict-bekwame docenten en ook betrokken ouders nodig.



David Mitchel van de Association of Waldorf Schools of North America hierover: “Lessons at the computer do not help in the lower school years. The anthropological conditions for understanding computer technology appropriately are not given until upper school. The first steps include text processing, use of the keyboard, Cartesian geometry and Euclidian proofs. An old computer is taken apart, investigated. Strip boards and electrical circuits are studies and simple programmes written. At the same time the pupils learn Boolean algebra, logic and coding. Science lessons include robotics, the use of microscopes in biology and creating complex databases in economics. Computers are tools.” (Bron: Erziehungskunst.de)



De Association of Waldorf Schools of North America hierover: “Computers and digital technology are not part of the early grades curriculum, although mechanical technology and the practical arts are incorporated at all levels. In high school, computers and digital aids are used in the classroom as teaching tools across disciplines, and computer-specific courses may be taught. All high school students utilize computers and digital equipment at home for research, to aid in their schoolwork and for in-class or school-wide presentations.”

De vrije school in Philadelphia stelt het nog wat stricter: “Waldorf high school, and some middle school, students use technology as a teaching tool, but it has no place in the Waldorf elementary and early childhood education. For children under the age of twelve, the focus remains on hands-on learning of core subjects along with music training, play, outdoor education, cursive handwriting, storytelling, and art.”

Auch aus diesem Grund ist es wichtig, dass Kinder zuerst lernen, mit den klassischen Medienträgern umzugehen: Papier und Buch. Darüber hinaus zeigt sich in der bisherigen Praxis, dass es pädagogisch keinen echten Sinn macht, vor dem 12. Lebensjahr Computer im Unterricht einzusetzen. In der 7. oder 8. Klasse sollten die Schüler, zumindest solange Computer noch mit Tastaturen bedient werden, die Fähigkeit entwickeln, mit zehn Fingern blind auf einer Tastatur zu schreiben. (Bron: Waldorfschule.de)



De Nederlandse vrijescholen lijken meer open te staan voor nieuwe ontwikkelingen, waarbij iedere school zelf de keuze maakt hoe er wordt omgegaan met technologie en digitalisering. In 2015 werd op een Conferentie over vrijeschoolse mediapedagogiek een inspiratieboekje van de hand van Freek Zwanenberg gepubliceerd. Hierin lezen we (over leerlingen tot groep 7): “De beschreven nadelige effecten van media gelden bovendien niet per se voor elk kind, en gaan vaak over een overdreven intensief gebruik. Bij vrijeschoolkinderen, wiens ouders vaak al behoorlijk bewust met dingen omgaan, valt dan ook te verwachten dat de meesten in principe geen blijvende schade ondervinden van hun mediagebruik. Bovendien, kinderen van nu zijn niet voor niks in deze tijd geboren; zij groeien op in verschillende werelden: fysieke wereld, geestelijke wereld, virtuele wereld. Het leren werken met hedendaagse instrumenten, ook de digitale en virtuele, zou een logisch onderdeel van hun opvoeding moeten zijn.”
Onder #vrijeschoolonderwijs2032 worden vijf essentiële aspecten voor de toekomst genoemd waaronder maatwerk bieden voor digitalisering. “Waar staat digitalisering ten dienste van de persoonlijke ontwikkeling (maatwerk) en waar is de menselijke ontmoeting noodzakelijk om enthousiast te worden en verbindingen te kunnen leggen die van essentieel belang zijn in de veranderende samenleving? Digitalisering als middel om kennis te vergaren. Voor de toepassing, het combineren, de ervaring, het voorbeeld, het streven naar ontwikkeling is de leerkracht onontbeerlijk.”

Wat kunnen leerkrachten van de onderbouw nu concreet in de klas doen, vraagt Zwanenberg zich af. Daarover gaat hoofdstuk drie van het boven al genoemde inspiratieboekje. Er wordt hier gesteld: “Iedereen is het er over eens dat ICT geen doel maar een middel is. Een middel dat het onderwijs in de klas mogelijk zou kunnen versterken. Bijvoorbeeld door aan te sluiten bij de interesses van de leerlingen. Of doordat het kan ondersteunen bij het gedifferentieerd en gepersonaliseerd leren. Het is zaak steeds te blijven kijken in hoeverre digitale middelen een meerwaarde hebben en kunnen bijdragen aan het behalen van de doelen. En hoe dat zich verhoudt tot de eventuele nadelen van het werken ermee. Er is een stijgend aantal digitale leermiddelen dat ook voor vrijescholen interessant kan zijn.”
Als digitale leermiddelen worden dan genoemd het gebruik van een digibord of touchscreen in één lokaal (niet standaard), ict om te differentiëren, zelf foto’s en filmpjes laten maken en die te bespreken, quizzen en gamen (bedoeld worden educatieve games), de maker beweging (de Arduino wordt genoemd), de Webquest (ik zou daar Wikiwijs Maken aan toe willen voegen) en coderen. Bij de webquest wordt dan specifiek genoemd dat het meer kennisontwikkeling inhoudt en minder kennisoverdracht.
Op de Vrije School Den Haag wordt in klas 5 en 6 al een leerlijn mediawijsheid ingezet. In deze leerlijn komen onderwerpen aan bod als (verholen) Reclame, WWat is Waar? Gaming, Sexualisering, Omgangsvormen op & veilig gebruik van sociale media, en Cyberpesten.
Het stemt mij hoopvol dat er genoeg aanknopingspunten blijken te zijn om ict ook in ons onderwijs te integreren. Differentiëren is sowieso een belangrijk thema, waar ict ons zeker behulpzaam kan zijn. De makerbeweging sluit ook goed aan bij ons onderwijs en de webquest of Wikiwijs maken heeft zijn succes op onze school al enkele malen bewezen. Grootste probleem is m.i. toch de ict-bekwaamheid van docenten. Wij hebben daardoor weinig positieve ervaringen en good practices en dat heb je wel nodig om een kantelpunt te bereiken.

De toekomst
Bij digitale geletterdheid wordt voor het Nederlandse onderwijs uitgegaan van ICT-(basis)vaardigheden, mediawijsheid, informatievaardigheden en computational thinking. Deze vaardigheden heb je volgens de overheid nodig om goed te functioneren in de maatschappij, zowel in een leer- als in een werkomgeving. Het gaat daarbij om de samenhang tussen die vier vaardigheden. Omdat het echter geen verplicht onderdeel van het curriculum is is dit vaak afhankelijk van de interesse en inzet van afzonderlijke leraren, of van de incidentele bevlogenheid van een schoolleider of schoolbestuurder. Er gebeurt overal nog veel ad hoc. Leerlingen digitaal geletterd maken lukt niet met een of twee lesuren per week. Je hebt het nodig in alle vakken en in allerlei leersituaties.
Gelukkig zijn er aanzetten om deze situatie te veranderen. De verwachting is dat ict in 2021 in de eindtermen en kerndoelen is opgenomen. Voor het ontwikkelen van een duidelijke visie op de scholen is het Handboek Digitale Geletterdheid beschikbaar. (Bron: Kennisnet) Hiermee zullen wij de komende tijd aan de slag moeten.

Ict en onderwijs blijft sowieso een moeilijke combinatie, ook voor reguliere scholen. De onderwijsraad stelt in Doordacht Digitaal, een advies uit mei 2017: “De variatie in onderwijsdoelen zorgt voor grote variatie in leeropbrengsten bij leerlingen en studenten. In internationaal vergelijkend onderzoek is de digitale geletterdheid van jongeren gemeten via een toets met vier referentieniveaus. In de meeste landen, en dit geldt ook voor Nederland, komt het merendeel (twee derde of meer) van de veertien- en vijftienjarigen niet verder dan het basisniveau. In Nederland haalt 8% van de leerlingen niet eens het laagste referentieniveau. Slechts 4% haalt het hoogste niveau.In het algemeen zijn de ict-kwaliteiten van leerlingen en studenten eenzijdig en oppervlakkig. it hangt samen met het ict-gebruik, dat voornamelijk gericht is op sociale en recreatieve doelen en weinig op onderwijsdoelen.Waar het ict-gebruik wel gericht is op onderwijsdoelen, ligt de focus bij het gebruiken en presenteren van informatie en veel minder bij het selecteren, bewerken en transformeren van informatie.”

Hoe ga je als vrijeschool om met ict en digitale geletterdheid? Schoolleider Nadia Demaret van Vrijeschool Widar in Delft diende hiervoor een versnellingsvraag in. De doelstelling is leerlingen veilig, vaardig, aardig en waardig om te leren gaan met ict. “Door inzicht te geven in de achterliggende principes, hopen we vaardigheden en creativiteit bij leerlingen te stimuleren.”, zo legt de schoolleider uit aan Kennisnet. “Dat ze niet alleen consumerend, maar ook creërend met technologie aan de slag gaan. Dan ga je technologie begrijpen. Als een leerling dat begrip niet ontwikkelt, is de verleiding groot alleen te consumeren, met als gevolg dat technologie al heel snel de leerling consumeert.” Wij zien het als onze pedagogische opdracht om kinderen veilig, vaardig, aardig en waardig om te leren gaan met ict. Devices zijn daarbij een middel en niet een doel op zich. Bij veel leerdoelen zijn beeldschermen niet eens direct nodig. Liever laten we de kinderen eerst de principes erachter ontdekken. Er staan veel inspirerende unplugged voorbeelden op websites als Computer Science Unplugged, zoals op csunplugged.org en csunplugged.nl.” (Bron: Kennisnet) Doordacht Digitaal hierover: “Onderwijs kan alleen bijdragen aan de voorbereiding op een digitale samenleving als binnen het onderwijs daadwerkelijk gebruik gemaakt wordt van digitale toepassingen. Deels kunnen principes van programmeren bijvoorbeeld nog worden uitgelegd met fysieke lego-steentjes, maar zoals voor het behalen van een zwemdiploma niet alleen kan worden volstaan met droogzwemmen, kan digitale geletterdheid niet worden gerealiseerd zonder daadwerkelijke inzet van ict-toepassingen.”

Wij moeten - zeker nu ict in de eindtermen en kerndoelen wordt opgenomen - aan de slag. Tot slot wil ik U dit filmpje van de geschiedenis van de digitale didactiek niet onthouden:



“Ook denk ik dat Vrijeschool Zutphen voor de toekomst een duidelijker beeld en idee over ict kan gaan creëren. Wat ik de afgelopen jaren heb gemerkt, is dat het kunnen gebruik maken van een laptop of computer op Vrijeschool Zutphen erg lastig is.” “ik bedoel hiermee niet dat Vrijeschool Zutphen een digitale school moet worden vol met digiborden en laptops. Het moet niet de leidraad worden van onze school. Wel denk ik dat we als school mee moeten gaan met de tijd. We leven in de 21ste eeuw en het gebruik van internet kan voor efficiëntie zorgen in het dagelijks leven.”
Uit een eindwerkstuk van leerling getiteld: De Vrijeschool, op weg naar de toekomst.

Zie ook: Vrije scholen en ict ; Computer verbetert schoolprestaties niet ; Digitale tools als werkvorm en Mediaopvoeding vanuit het perspectief van de vrijeschool

vrijdag 22 december 2017

Bekijk het van alle kanten

Loop er met aandacht omheen, bekijk het van alle kanten, maar stap er niet in. Behandel het kortom als een enorme kwal op het strand
Ernst Kossmann over het vraagstuk van de nationale identiteit

Wat is er toch aan de hand in ons land? De Nederlandse driekleur pronkt sind kort fier in de Tweede Kamer en leerkracht Mink de Vries van het Agnietencollege in Nieuwleusen wil leerlingen door middel van het Wilhelmus “trotser en zelfbewuster” in het leven laten staan. (Bron: De Stentor, 24-10-2017) Blijkbaar mankeert er dus iets aan onze nationale trots en ons zelfbewustzijn?
Het is ook geen geheim dat bijvoorbeeld CDA-leider Sybrand Buma al langer wil dat schoolkinderen verplicht worden om staand het Wilhelmus te zingen maar dat voorstel haalt het (voorlopig) nog niet. In plaats daarvan komen er onder het nieuwe kabinet wel verplichte lessen over het Wilhelmus als onderdeel van het ontwikkelen van een Nederlandse identiteit. En daar hebben we het dan, het gaat over onze Nederlandse identiteit. We moeten dus trots zijn of worden op Nederland! En dat gaan we doen door onder meer aandacht te besteden aan ons volkslied.

Scholen gaan dus les geven over het Wilhelmus, 'inclusief de historische context ervan'. Eerder genoemde leerkracht De Vries is er - zo blijkt - in elk geval klaar voor. Verder moet volgens het nieuwe kabinet iedere leerling in zijn schooltijd een keer naar het Rijksmuseum en naar 'ons parlement'. Volgens Minister Van Engelshoven van Cultuur hoeft dit echter ook weer niet zo letterlijk te worden opgevat. ‘Ik zeg hier nadrukkelijk dat scholen vrij zijn om op dat aanbod in te gaan. Het is geen verplichting, maar een mogelijkheid’, zo citeert de NOS haar. Scholen mogen trouwens ook naar andere musea en hoeven dus niet perse naar het Rijksmuseum. En ook met de komst naar het Binnenhof zal het niet zo’n vaart lopen. ProDemos organiseert de rondleidingen waarbij kinderen een kijkje krijgen in de Eerste en Tweede Kamer en met een beetje geluk een minister kunnen spreken. Dit jaar zal de organisatie zo’n 92.000 kinderen uit het hele land rondleiden over het Binnenhof. Als straks alle schoolkinderen een keer een bezoek brengen, betekent dat een verdubbeling van het aantal kinderen, dus ook dit voornemen vergt ook nog wel enige organisatie. (Bron: RTLnieuws)
Het is ook nog de vraag hoe de burgerschapsvorming in het curriculum wordt ingevuld. Het nieuwe kabinet trekt 80 miljoen euro extra uit voor activiteiten in het kader van cultuur (- en historisch democratisch bewustzijn). Opvallend genoeg worden die plannen in het akkoord niet onder de onderwijs- maar onder de cultuurparagraaf geschaard. (Bron: Scienceguide)

De scholen moeten hun leerlingen in elk geval op een positieve manier gaan bijspijkeren over de Nederlandse identiteit, dat is het idee. En hier begeven we ons op glad ijs, want wat is nou eigenlijk die Nederlandse identiteit in een tijd van verregaande globalisering? Kennis van de eigen geschiedenis is cruciaal, maar mag er dan ook kritisch naar die eigen geschiedenis worden gekeken?
De kennis van de Nederlandse geschiedenis en het Wilhelmus bieden volgens partijleider Buma houvast in verwarrende tijden. Ik hoop trouwens niet dat die verwarrende tijden in de ogen van Buma te maken hebben met de instroom van migranten die onze Nederlandse identiteit zouden kunnen bedreigen, maar het zou zomaar kunnen. In het regeerakkoord staat verder dat er meer geld besteed moet worden voor het uitdragen van de Nederlandse volkscultuur. In een artikel van de NOS stelt Hoogleraar volkscultuur Gerard Rooijakkers dat dat alleen een goed idee is als naast de klompenmaker en oud-Hollandse klederdracht ook de contributies van migranten aan onze samenleving worden meegenomen. Onze nationale identiteit is aan het veranderen. Leuk of niet, het is een feit.

In het Openluchtmuseum Arnhem staat daarom de hele Nederlandse geschiedenis centraal. Je vindt hier de zogenaamde Canon-presentatie, waarin bezoekers een reis maken door de vaderlandse geschiedenis. Volgens directeur Willem van Bijleveld van het Openluchtmuseum gaat het hier niet om het 'vangen' van de Nederlandse identiteit. Dat is volgens hem onmogelijk. "Identiteit verschuift steeds en dat proberen we hier juist te laten zien." Juist daarom is in het museum steeds meer te zien van de multiculturele samenleving als onderdeel van Nederlandse tradities. Zo is er in de canon ook een Nederlandse Koran opgenomen. Schoolklassen die het Openluchtmuseum in december bezoeken krijgen daar niet alleen meer te weten over Sinterklaas, maar ook over het Suikerfeest en de Ramadan. Dat lijkt me een heel goed initiatief en ook een heel interessant alternatief voor het Rijksmuseum. (Bron: NOS)

Maar goed, het Wilhelmus dan. Het Wilhelmus is rond 1570 als geuzenlied geschreven door vermoedelijk Marnix van St. Aldegonde, maar daarover bestaat nog steeds discussie. Zelfs met hulp van de computer is gezocht naar de auteur. Het werd pas in 1932 het Nederlandse volkslied. Voor die tijd was Wien Neêrlands bloed het volkslied. Het was lang gewoon dat kinderen op school het Wilhelmus leerden zingen en uitleg kregen over de tekst. "Het gebeurt op een aantal scholen ook nog steeds'', zegt een woordvoerder van de Vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs Verus. Verus vertegenwoordigt meer dan de helft van alle basisscholen in het land. Uit een onderzoek op christelijke scholen bleek enkele jaren geleden dat 89 procent van de scholen vindt dat kinderen het Wilhelmus moeten kennen als ze naar het middelbaar onderwijs gaan. De tekst is volgens de meesten ook prima. (Bron: Nationale Onderwijsgids)
Dat was echter niet altijd zo. Er ontstond al commotie volgens historicus Paul van der Steen in het boek Ware grootheid, Schamele kleinte nadat het Wilhelmus was aangenomen als het officiële volkslied. Vanuit het onderwijs kwamen bezwaren. Kinderen konden de tekst van het lied wel instuderen, begrijpen deden ze het niet. Een deel van de katholieke pers had bezwaren tegen het lied en sprak van ‘verkapt Geuzenonderwijs’ doelend op het antipapisme: “Het Wilhelmus is een doelbewuste leugen en daarom dient het op onze scholen geweerd te worden, ook als ons volkslied. Zoolang wij geen beter volkslied hebben, zullen we er geen zingen.” En ook socialisten, veelal antimonarchisten, moesten aanvankelijk niets van het Wilhelmus hebben. Volgens Van der Steen zorgde de Tweede Wereldoorlog er uiteindelijk voor dat de discussies over de nationale symbolen werden gesmoord. (Bron: Historiek.net en Trouw)
Histoforum heeft een opdracht over deze interessante periode van de invoering van het Wilhelmus. Ook op Schooltv vind je hier en hier materiaal om in de klas te gebruiken en met hulp van de Zangexpres kun je trouwens prachtig oefenen in het zingen van onze nationale hymne.

Het oudste en mooiste volkslied ter wereld is de titel van een uitgave uit 2012 van de hand van Dolf Lok. In onze Mediatheek staat dit boek al enkele jaren in de kast te pronken. Voelden wij de tijdsgeest aan? De auteur in elk geval wel, kunnen we nu met terugwerkende kracht zeggen. In een reeks van korte hoofdstukken worden in deze uitgave allerlei aspecten van het Wilhelmus aan de orde gesteld, wordt de historische situatie behandeld waarbinnen het lied is ontstaan en worden ook opbouw en structuur van het lied besproken.
In de prachtige serie Tekst in context is ook nog uitgegeven Wilhelmus en de anderen Nederlandse liedjes 1500-1700. In 21 liedjes, door Camerata Trajectina opgenomen op CD, maakt de leerling kennis met de Nederlandse cultuur van de zestiende en zeventiende eeuw. Het boek heeft zes thema’s in even zoveel hoofdstukken: oorlog, zeemansleven, religie, liefde, maatschappijkritiek en feestcultuur. Tekst, beeld en geluid brengen de veelzijdige periode tot leven, bijvoorbeeld via het oorlogsgeweld in het Wilhelmus.

De meeste leerlingen in het voortgezet onderwijs zitten in tegenstelling tot het nieuwe kabinet trouwens echt niet te wachten op lessen over het Wilhelmus. Dat blijkt uit een enquête in opdracht van de jongerenwebsite scholieren.com. Ruim 70 procent van de respondenten zegt het volkslied al te kennen. Bijna 20 procent geeft aan het niet mee te kunnen zingen. Op de vraag of lessen over het volkslied een goed idee zijn, antwoorden drie op de tien leerlingen positief. De helft vindt het geen goed idee en geeft aan tijdens eventuele Wilhelmuslessen expres niet te gaan opletten.



Ik zou ook nog om heel andere redenen voor minder enthousiasme willen pleiten. Pas op voor een te grote nostalgische opvatting van de geschiedenis. Iedereen zou toch moeten aanvoelen dat er ondertussen een andere wind waait. Juist nu staan eindelijk veel van onze “historische helden” ter discussie. Voor diegenen onder ons die Roofstaat van Ewald Vanvugt hebben gelezen en een breder historisch besef hebben moet het toch wel heel jammerlijk zijn dat in de onderhandelingen D66 bakzeil heeft gehaald. Deze partij had de wens om schoolkinderen ook onderricht te geven in de wat minder glorieuze aspecten van de geschiedenis die tot op de dag vandaag van invloed zijn op de ‘nationale identiteit’: slavernij en kolonialisme. (Bron: Joop) Gelukkig kunnen we ondertussen toch ook al wel (les)materiaal vinden met een meer kritische insteek, zoals bijvoorbeeld Was Michiel de Ruyter een zeeheld of zeerover? Juist nu moeten we dus geen stap terug gaan zetten naar nationale trots en zelfbewustzijn gevoed door nostalgie.
Of het nu wel of niet over het voeden van een Nederlandse identiteit gaat, historisch besef is voor jongeren cruciaal. Wat heeft het lezen van veel literatuur zin als je je geen enkel beeld van de tijd kunt vormen? Wij zijn trouwens niet het enige land waar jongeren geen enkel historisch besef meer hebben. In 2009 kwam naar aanleiding van een enquête onder 2000 Britse kinderen van 9 tot 15 jaar over de Tweede Wereldoorlog in het nieuws dat 1 op de 20 Britse kinderen denkt dat Hitler bondscoach van het Duitse voetbalelftal was en dat de Holocaust een soort bevrijdingsdag is. De partijen in Nederland zouden jongeren bij hun achttiende verjaardag een algemeen boek willen geven over de vaderlandse geschiedenis, schreef Historiek in september. Lijkt me een goed idee mits er in de uitgave cruciale zaken ter discussie mogen worden gesteld.

Er is trouwens volop lesmateriaal voorradig om ook op school al aandacht te besteden aan de schatten van het Rijksmuseum. Je kunt hiervoor materiaal gebruiken van het Google Cultural Institute. Er is lesmateriaal voor het het Primair Onderwijs en het Voortgezet Onderwijs en ook Schooltv heeft prachtig materiaal voor het digibord. Voor het mbo kun je hier een quest en les downloaden over Toppers van de Gouden Eeuw. Er is ook een quest over eetpatronen in de Gouden Eeuw.
Als je met je leerlingen uiteindelijk het Rijksmuseum bezoekt kun je gebruik maken van de Snapguide op de smartphones van de leerlingen. Ronnie Flex, Mertabi, Teske de Schepper, Jiami Jongejan en Defano Holwijn geven vanaf 5 april rondleidingen in het Rijksmuseum met SnapGuide. SnapGuide is een splinternieuwe gratis onderwijstool die alleen werkt op een smartphone voor leerlingen uit het Voortgezet Onderwijs. Zij leren over de Gouden Eeuw door ‘Snaps’ en ‘challenges’ van de populaire YouTubers en artiesten.



Ook is er genoeg te vinden over onze historische canon. Entoen.nu biedt materiaal en op Yurls.net zijn er wel wat voorbeelden te vinden van hele goede overzichten. Het Klokhuis biedt ook een mooi overzicht en de Canon van Nederland biedt aan de hand van topstukken van verschillende musea een goed in de les te gebruiken overzicht.

Kennis van de geschiedenis is cruciaal en we kunnen alleen maar blij zijn dat dit kabinet juist daar prioriteiten stelt, maar om dat in het kader van nationale identiteit te gieten is om met Kossmann te spreken: “stap er niet in”.